Translate

325. SOCRATES OP DE FIETS.

 

Of Socrates ooit op een fiets heeft gezeten, is twijfelachtig. In zijn tijd was het wiel al wel uitgevonden, maar hij zag er niet zo sportief uit. Het zou geen gezicht zijn geweest en lelijk was hij ook nog. Een filosoof op de fiets ! 


Nochtans rijdt er eentje rond in het wielerpeloton : Guillaume Martin, die de Ronde van Frankrijk 2021 beëindigde op de negende plaats, geen kattepis ! Hij schreef er een boek over (1) ! 


Het is een grappig boek. De auteur voert een Griekse wielerploeg ten tonele, die voor het eerst zal deelnemen aan de Ronde van Frankrijk. Bij de presentatie wrijven de journalisten zich in de handen, hier zit een aardig artikel in! 


Denken jullie na op de fiets?, vraagt een jonge journalist met branie, want zijn oudere collega’s zijn beschroomd om deze amateurs het vuur aan de schenen te leggen. Socrates: er zijn geen specifieke plaatsen om te denken, het kan overal gebeuren. Filosofie is geen vak, het is een manier van zijn. De journalisten fronsen de wenkbrauwen, dit gaat hen toch wat hoog. Ploegmaat Aristoteles ziet het en grijpt in: natuurlijk overkomt het ons dat we denken op de fiets! De fiets bevordert het denken zelfs! Zei Flaubert niet dat denken alleen kan in zittende houding? Nietzsche was het daarmee oneens, denken gebeurt bij het bewegen! Welnu, de fiets verzoent de twee, je zit en je beweegt! Dus, om aan filosofie te doen, ga fietsen! 


Oei, bij het herlezen schieten me twee opmerkingen te binnen. In artikel 9 van dit befaamd blog wordt betoogd dat je van fietsen dom wordt. Deze stelling wordt door hen bestreden. Meer nog, de fiets bevordert het denken! En dus, ga fietsen! Maar, er is iets mis met dit advies, u voelt dat heel fijn aan! Vroeger werd deze uitdrukking gebruikt om iemand terecht te wijzen, die aan het zeuren was of onzin aan het verkopen: maar man, ga fietsen! Deze gevoelswaarde ligt echter niet besloten in de reactie van Aristoteles. En, puntje op de i, deze Aristoteles gaf niet al zittend les in Athene, maar al wandelend en er is zelfs een school naar genoemd: de Peripatetische school, naar de naam van de galerij, waar hij met de studenten op en neer wandelde, beschut tegen de zon. Dat was nog eens een tijd, zonder leerplannen, eindtermen en minimumdoelen…


Dat denken op de fiets is echter niet nieuw. Journalisten, die eerder uit waren op beleving dan op analyse van het koersverloop, vroegen aan Merckx: Eddy, wat dacht je toen je achterop raakte, wat ging er door je heen? De kannibaal wist daar geen raad mee en stamelde euh euh. Maar dan herpakte hij zich: dat ik niet meer kon winnen tiens!  De volgende generatie renners raakte vertrouwd met de psychopraat van het interviewende gilde. Maar de renners blijven wel in hun rol, ik hoorde nog nooit een renner verklaren: wel ja, met dat rotweer en al die valpartijen, ik dacht jongen, je was beter metselaar gebleven of in de fabriek. Je ziet het sommige renners wel denken, vooral zij die aan het uitbollen zijn naar hun pensioen zoals Greg Van Avermaet. Die denkt wat doe ik hier nog, manman, thuis zou het zoveel beter zijn. Hij rijdt nog voor een dik contract, anders was hij al gestopt. En die verslaggevers snappen dat niet: Museeuw was beter gestopt op zijn hoogtepunt ipv zich aan doping te begeven. Jaja, maar hij kon nog een vette pot geld binnenrijven! 


Nu komt ploegmaat Plato tussenbeide, hij moet zich ook laten horen, ah ja! Het is op zich wel mogelijk, filosoferen op de fiets, maar toch. De nodige concentratie opbrengen tijdens de fietstraining is niet vanzelfsprekend! 


Klopt, je zal licht het achterwiel van een ploegmaat aantikken en letterlijk uitvallen, maar anderzijds bevordert training het uithoudingsvermogen, wat de levensgeesten stimuleert. 


De auteur snijdt ook filosofische thema's aan. De tegenstelling lichaam/geest splijt de filosofie in scholen. Lichaamscultuur stond in het oude Griekenland hoog aangeschreven en werd bejubeld op de Spelen in Olympia, in het leven geroepen in 776 voor Christus. De atleten traden naakt op, om het ideaal van het geoefende lichaam te laten zien. Je kan het letterlijk nemen, gymnastiek komt van het Griekse gumnos (=naakt). Het ideaal was kalos kai agathos (=mooi en goed). De atleet was per definitie goed, men mat zich geen waardeoordeel aan. Dat veranderde onder de Romeinen, die een ander ideaal stelden: mens sana in corpore sano (=een gezonde geest in een gezond lichaam). Lichaam en geest werden onderscheiden. Het bleek de geschikte voedingsbodem voor de drie monotheïstische godsdiensten: jodendom, christendom en islam, alle ontstaan in het Midden-Oosten. De geest werd geïdealiseerd, het lichaam gedegradeerd. Vandaar de eeuwenlange problematische verhouding van het christendom tot seksualiteit. Het christendom verbood de Olympische Spelen in 393 na Christus. 


Auteur Martin past er een mouw aan! Hij ziet de geest als faculteit van het lichaam! Maar nu gaat mijn linker wenkbrauw omhoog, is het meer dan een filosofisch woordenspel?! Daar zijn die filosofen toch sterk in! Benoem het anders en het lijkt ook wat anders te betekenen! Verdorie: het is van alle tijden, zie de woke-woordenschat!  


Bij de coureur ligt het trouwens nog anders, zijn geest opereert in het verborgene! Hij kan zijn tactische bedoelingen toch niet luidop kenbaar maken! Maar er is wel degelijk sprake van koersinzicht, aanvoelen van het juiste moment, doseren van je inspanningen, kortom van planmatig te werk gaan. Ik dacht er het mijne van en bereidde een vraag voor. Want dat de renner nadenkt, daarvan was ik toch nog niet overtuigd. Mijn aanvoelen was dat hij instinctief reageert op elke demarrage: meewippen of blijven zitten, zo gaat het toch?! 


In het college on-line stak ik mijn vinger op: Meester, is de renner zoals het dier, reageert hij instinctief? De Meester legde het geduldig uit en besloot: maar de ik-cultuur, dat is iets anders, zij herleidt het slachtoffer inderdaad tot zijn instincten, het is mensonwaardig. Daar kon ik een paar dagen mee verder, u zal dat begrijpen. 


Een ander bewijs dat je niet alleen fietst met de benen, maar ook met het hoofd, is de rennerstaal. Er is een eigen vaktaal ontstaan, die ingewijden en supporters kennen: de rode vod, barrage maken, coup de pédale, binnenblad, colleren, leegloper, Velotto-systeem, grinta, vals plat, fringale, échappée-bidon, flanellen benen, sprinttrein, en danseuse, bus, plafonneren, wattage, oortje, pédaleur de charme, wieltjeszuiger, surplace, strijkijzer, waaier, gelletje, chasse patate. Moet er nog meer bewijs zijn van de geestelijke dimensie van deze sport?! 


Nu boort de auteur een heikel thema aan: het verschil in waardering tussen handenarbeid en geestelijke arbeid. Handenarbeid wordt minder gewaardeerd. Dat is niet zozeer de schuld van de intellectuelen, want zij hebben niets in de pap te brokken. Maar wel van de ouders, die hun kinderen drijven naar het algemeen vormend onderwijs, terwijl ze misschien liever automonteur zouden worden. Waarom doen die ouders dat? Is het status, is het de verwachting dat ze hun handen niet moeten vuil maken, dat ze dan betere kansen in het leven hebben? 


Dat laatste is gewoon onwaar. Arbeiders worden gewoon zeer goed betaald in vergelijking met bijvoorbeeld leraars. De chemiesector is er een spectaculaire illustratie van, maar ook in andere sectoren wordt goed verdiend. De leraar en de ambtenaar kijken ernaar en voelen zich misdeeld. Een concreet voorbeeld van het verschil in waardering tussen handenarbeid en geestelijke arbeid: voor het invullen van de belastingbrief van vrienden en kennissen krijg je een fles slechte wijn, maar als je een kleine klus in huis hebt, dan moet de kassa rinkelen. Intellectuele arbeid wordt miskend. Zo, dat mag ook eens gezegd worden, professor Martin! 


Ik had nog zoveel willen vragen! Over de sportverslaggevers bijvoorbeeld. Zij hebben vaak zo’n absolute blik, niets is belangrijker dan de koers?! En sommigen reageren als pubers, concreet Michel Wuyts. Gelukkig is hij met pensioen, als hij commentaar gaf schakelde ik direct naar de Hollander. En dan hun blindheid! Ze zijn vooral met zichzelf en hun kleine verhalen bezig ipv de kijker voor te lichten. Want kent u al die renners op het scherm? Ze zeggen dan wel: daar, Wellens is ook mee, maar wie is die Wellens, in welk truitje rijdt hij en zit hij op de eerste of de tweede rij te fietsen? En als ze rechts zeggen, is dat dan vanuit het standpunt van de renners of van de kijker? Ook rugnummers koppelen ze zelden aan een renner, dat kan de kijker toch niet allemaal weten? Soms verdwalen ze in de geschiedenis terwijl er net een ontsnapping op gang komt. Een enkele keer missen ze de winnaar omdat ze aan het filosoferen waren! Die verslaggevers moeten dringend een paar lessen in klantgerichtheid volgen! 


Ik heb Guillaume Martin een tip gegeven! Plak het rugnummer van de renners ook op hun helm of op het stuur! En geef ze het hele jaar door hetzelfde nummer, volgens de ranking! Zo kan je de renners op het scherm zelf identificeren, want de verslaggevers doen dat niet. En ze rijden ook nog elk jaar in een ander truitje! 


De Vlaamse verslaggevers hebben nog een specifieke Vlaamse eigenaardigheid. Ze zijn allergisch voor boude uitspraken. Als ze al eens iets zeggen, volgt onmiddellijk alhoewel en beginnen ze snel hun bewering te relativeren. José De Cauwer op tv: Cosnefroy en Powless? Nee, die zie ik de Ronde van Vlaanderen niet winnen! Alhoewel, steengoede renners, daar niet van, ze zouden zomaar kunnen winnen! Hij kent de koers, dat wel. Maar er zijn een paar nieuwe commentatoren, die het meer zakelijk houden en je als kijker iets bijbrengen: Jan Bakelants, Marijn de Vries en Ine Beyen. Ruben Van Gucht helaas is een machomanneke, brr.  


Ploegbaas Patrick Lefèvere zei: in de gazetten kloppen altijd twee dingen: de datum en de prijs! Wawh! Deze ploegleider treedt naar buiten als filosoof, maar dan naast de fiets! Hij stelt de juiste vragen, draait niet rond de pot, noemt man en paard. Terwijl je kan veronderstellen dat hij nooit één les filosofie heeft gehad! Hij heeft de filosofische attitude want hij zet achter alles een vraagteken! Of hij het toetsenbord van de computer beheerst, weet ik niet, maar als dat het geval zou zijn, dan is het vraagteken zeker zijn geliefkoosde toets! 


Wat ik een keer aan Oumi zou willen vragen: hoe komt het dat zij altijd aan de meet klaar staat om haar Remco in de armen te sluiten? Is het afgesproken spel, zo van die dag moet je niet komen, maar in die koers wel want die ga ik winnen? Of zijn die rennersvrouwen daar allemaal? En hebben de renners een gezinsleven, want ze gaan van hotel naar hotel en ook nog op hoogtestage. Soms zie je een winnaar op het podium met een kindje op de arm, ze hebben  daar dus toch tijd voor? 


Het dameswielrennen! Zit in de lift, zoals men dat zegt. Ik bedoel een lift die naar boven gaat. En het is vaak spannender dan bij de mannen want hier wordt nog gekoerst! Het is nog niet zo berekend en dat maakt het net mooi. Al verloor Lotte Kopecky het wereldkampioenschap aan een uitgekookte Annemiek van Vleuten. De laatste tijd echter beginnen de ploegleiders hun stempel te drukken en dat is niet goed, doe die mannen toch niet na met de koers lam te leggen en een mannetje bij te zetten! Ook bij de dames is er leven naast de koers. Zo noteren we het huwelijk van Laura Verdonschot en Kaat Hannes en Lizzie Deignan komt terug in de koers na te zijn bevallen van haar tweede kindje. Maar vriendjes bij de aankomst zie je zelden, ik zag het één keer, in Antwerpen, toen Lotte Kopecky het Belgisch kampioenschap verloor aan Jolien D’Hoore en Lotte in de coulissen haar vriendje uitschold voor veel wat niet mooi is, ik heb het uit schroom niet gefilmd…  


Ik heb mij laten gaan, Geachte Lezer, waarvoor verschoning. Ik las het boek in het Frans. In die taal, geschreven door een geoefend Fransman, is het genieten op elke bladzijde, zo’n mooi Frans kennen de Franstaligen in België niet! Het is bovendien geschreven in een toegankelijke taal, ook een pluspunt. Basiskennis van de filosofie is niet eens nodig! Wie het wil kan natuurlijk altijd een inleiding tot de filosofie tot zich nemen, genre Filosofie voor dummies. 


Sinds ik het boek las volg ik de auteur in de koers. Voor de verslaggevers is hij een renner als een andere, maar op tv zoek ik hem voortdurend in het peloton en veer geregeld op: kijk, daar rijdt hij! Een veelwinnaar is hij niet, ik kan me zelfs maar twee overwinningen voor de geest halen: een etappe in de Ronde van Sicilië en in de Ronde van de Ain. Als ik nu eens langs de kant van de weg een groot bord omhoog zou steken: Guillaume, vas-y! Deelnemen is belangrijker dan Winnen! Ik zou willen dat Guillaume Martin een keer een grote wedstrijd wint! Dan zullen de journalisten bij het interview geen renner treffen die alleen maar wat gemeenplaatsen bazelt over zijn ploeg, die vandaag fantastisch was en de tactiek klopte helemaal en ik had goei benen! Zou hij het wagen een filosofische uitspraak te doen? Dan zou hij de tweede zijn, na Wout van Aert met zijn emotionele knaller: ik moet just niks! Waarvan ik opkeek, want wat een boodschap, vooral voor de jeugd… 


Ik zou graag een keer ronddwalen in het hotel waar de ploeg van Guillaume Martin verblijft. Om te inspecteren welke boeken die renners lezen en om te zien of hij bij de massage, in het ijsbad of aan tafel filosofische wijsheden rondstrooit. In dat geval tilt Martin zijn ploeg op naar een hoger niveau: kom bij ons, je leert hier ook nog denken!


Noot :


(1):Martin, G., Socrate à vélo, Grasset 2020. 


Herman van Schoten, Schoten, België, 06/04/2023.

Alle rechten voorbehouden: vanschotenherman@gmail.com.


Geen opmerkingen:

Een reactie posten