Ik wilde dat dat je naast me lag
een brief schreef op mijn huid
met de toppen van je tederheid
deed je dan m’n dwangbuis uit.
Ontbloot zou mijn ziel dan blinken
onder jouw alziend strelend oog.
Ach liefste, wat kon ik meer dan zinken
omdat jouw water zo wild bewoog ?
Dit
gedicht van Sabien Jagers (°1975) komt uit haar bundeltje Aan de binnenkant van je oog (De Koofschep, 1995). De achterflap zegt : de gedichten bevatten een onafgebroken
zoeken naar een verzoening van Eros en Thanatos, dageraad en nachtpaars,
waterval en zonnelicht.
Een
onbekende dichteres, die pardoes uit de poëtische hemel valt, is dat niet mooi
?! Het gedicht spreekt aan, vibreert van leven, streelt het gemoed. En doet
denken aan dat wonderkind Neeltje Maria Min. Taal, opbouw, metrum, het zit
allemaal snor.
Als
de televisie nu eens gedichtjes als dit zou binnensmokkelen in human intrest-programma’s
? En zou een dichter geen opluchting
zijn tussen al die cliché-figuren in de soaps
en telenovelas ?! Af en toe zie
je in steden een gedicht, groot uitgeschilderd op de zijkant van een gebouw.
Fantasie in een doorgaans fantasieloze stad !
Dit
bundeltje is een geliefd kleinood. Nee, de Slegte krijgt het niet...
Herman
van Schoten, Schoten, België, 06/10/1996.
alle rechten voorbehouden : Herman van Schoten.
alle rechten voorbehouden : Herman van Schoten.
Geen opmerkingen:
Een reactie posten