Translate

272. PERZISCHE BRIEVEN.

 

Lettres Persanes werd gepubliceerd in 1721. Auteur is Charles de Montesquieu (1). Uit schrik voor de Franse censuur liet hij het boek anoniem verschijnen in Amsterdam, hij was zogezegd slechts de uitgever.


Het is geen roman, al beweert de uitgever van wel. Het is een satirisch dagboek, een reeks brieven van twee rijke Perzen in Parijs. Elke brief wordt afgesloten met plaats en datum, bijvoorbeeld : Parijs, 5° van de maand Ramadaan, 1713. De twee hoofdpersonages berichten over hun wonderbaarlijke observaties van het leven en van de mensen in die rare Franse wereld. Ze uiten verbazing, bewondering en steken er ook de draak mee. De lezer wordt tevens meegenomen in de eigenzinnige wereld van het Perzië uit de 18° eeuw, dat tegenover het Parijs van de Verlichting wordt gesteld. 


Het boek beschrijven doet er geen recht aan, beter is een aantal citaten weer te geven en te becommentariëren :


Overal zie ik lieden die het voortdurend over zichzelf hebben : hun gesprekken zijn een spiegel waarin nooit iets anders te zien is dan hun eigen brutale gezicht. Ze vertellen je over de onbenulligste dingen die hen zijn overkomen en ze willen dat hun eigen belangstelling daarvoor hen in jouw ogen gewichtiger maakt. (...) Als bescheidenheid een noodzakelijke deugd is voor degenen die van de hemel grote talenten hebben gekregen, wat dan te zeggen van de nietelingen, die het wagen blijk te geven van een arrogantie die op de voortreffelijkste mensen een smet zou werpen ! 


Zat de ego-cultuur er toen al embryonaal in ?! 


Wij hanteren in Frankrijk een stelregel, zei de ander, op grond waarvan officieren, die eindeloos lang in ondergeschikte posities zijn blijven hangen, geen promotie krijgen. We beschouwen hen als lieden wier denken is versmald tot detailzaken en die, doordat ze zoveel met kleine dingen bezig zijn, geen greep meer kunnen krijgen op de grotere. 


Je denkt onwillekeurig aan onze politici ! Maar je ziet het ook bij lieden, die zich dag in dag uit uitsloven in dagdagelijkse bezigheden, niet zozeer uit noodzaak - wat zeker de niet te benijden condition humaine is van velen - maar als tijdverdrijf en zingeving. Een buurman bijvoorbeeld, met een BMW, die hij werkelijk elke dag staat te poetsen. Het kwam bij me op hem te vragen of hij ook wel eens een boek leest of een museum bezoekt, maar dat deed ik toch maar niet, want groot-dom-en-sterk, daar moet je voor oppassen. Op een dag ontsnapte zijn kostbare kat, ik verwittigde hem en hij vond ze terug in onze tuin, nota bene een Perzische kater ! Ik moest op de tanden bijten om hem niet voor te lichten over de Perzische Brieven. Brood en Spelen zijn het historisch beproefde middel om deze kleine lieden klein te houden, in het oude Rome de gladiatoren en vandaag de dag voetbal, de eindeloze lachprogramma’s op tv en de glansauto. Plus de slimme telefoon, die zeker vooruitgang bracht, maar ook een geestdodend gadget is, waaraan jongeren verslaafd raken. 


Het serail blijft ook in Parijs een hoeksteen in het denken van de Perzische edellieden. Ze verbazen zich over het gedrag van de Parijse vrouwen, die ze ontmoeten. Hij heeft een buitengewoon vriendelijke vrouw, uiterst bescheiden maar tevens begiftigd met een vrolijkheid die onze Perzische dames altijd verliezen doordat ze zo’n teruggetrokken bestaan leiden. (...) Niet één van de hier aanwezigen heeft me niet al tweehonderd maal hoofdbrekens bezorgd en in geen duizend jaar zal ik hen kunnen doorgronden. Ze zijn voor mij onzichtbaarder dan de vrouwen van onze sjah. 


Minnaressen - ook die van onze Perzische verslaggevers - werden opgesloten in de luxueuze gevangenis van de harem. Ze spraken hoofdzakelijk door de mond van mannen, die getuigden dat ze hun leven met overgave wijdden aan het eren van hun meester, met lichaam en geest. Hun bewakers waren een even erg lot beschoren. Hun mannelijkheid werd hen ontnomen en zij leidden het troosteloos bestaan van de eunuch. In Parijs beseffen onze briefschrijvers de kloof tussen hun gedachten en gedrag. Niets is voor mij tegenstrijdiger dan dat de heilige koran toestaat er meerdere vrouwen op na te houden, terwijl datzelfde boek de opdracht geeft hen allen te bevredigen. “Hebt omgang met uw vrouwen”, zegt de profeet, “want gij zijt voor hen noodzakelijk als hun kleding en zij zijn voor u noodzakelijk als uw kleding”. Dit voorschrift maakt het leven van de moslim behoorlijk inspannend. Wie het wettelijk aantal van vier vrouwen heeft en niet meer dan hetzelfde aantal concubines of slavinnen, moet toch bijna bezwijken onder die kleding ? 


Zodoende wordt de man als het ware begraven onder zijn triomfen. Immers : een man met bijvoorbeeld tien vrouwen of concubines heeft minstens evenveel eunuchen nodig voor de bewaking. Maar wat een verlies voor de samenleving, zo’n groot aantal mannen, al dood vanaf hun geboorte ! Wat moet dat niet tot een ontvolking leiden ! Zo legt één man ter wille van zijn geneugten beslag op een heleboel personen van beiderlei kunne; hij onttrekt hen aan de maatschappij en zorgt dat ze geen bijdrage kunnen leveren aan de voortplanting van de soort. 


Merkwaardig, want aan het einde van dit dagboek verzetten zij zich hevig tegen de opstand in hun Perzische harem. De Parijse gedachtenwereld vermocht dan toch niet hun gedrag thuis te veranderen. 


Kort geleden, ik was in mijn kamer, kwam er een opvallend uitgedoste derwisj binnen : zijn baard hing tot op het koord dat om zijn middel was geknoopt; hij had blote voeten; zijn habijt was van grijze, grove stof, hier en daar puntig. Hij begreep er niets van, onze Perzische verslaggever. Het bleek een Kapucijnermonnik te zijn ! 


De dagboekschrijvers vergelijken ook de christelijke en islamitische godsdiensten met de Romeinse en komen tot een alweer merkwaardige conclusie. De christelijke en islamitische godsdiensten ondermijnen de voortplanting van de soort terwijl de Romeinen het handig aanpakten ! Polygamie was in Rome verboden en dat was een groot voordeel tegenover de islamitische godsdienst want iedereen in Rome had het recht zich voort te planten. Echtscheiding was de Romeinen toegestaan, een groot voordeel tegenover de christelijke godsdienst, die van het huwelijk een gevangenis maakt. De Romeinen hadden slaven, maar ze stimuleerden hun voortplanting en voorzagen de Staat aldus van een zich telkens vernieuwend leger aan goedkope dienaars. 


De christenen verboden de echtscheiding, met verschrikkelijke gevolgen. In het huwelijksleven werden dwang, noodzaak en zelfs de onontkoombaarheid van het lot binnengebracht. Met afkeer, grillen, onvermogen om met iemand anders samen te leven, werd totaal geen rekening gehouden. Men wilde het hart binden, terwijl er in de natuur niets wisselvalliger en onbestendiger is. Onherroepelijk en zonder enig vooruitzicht werden mensen aan elkaar gekoppeld die elkaar tot last waren en bijna altijd slecht bij elkaar pasten. Niets bevorderde de wederzijdse genegenheid sterker dan het recht om te scheiden. Man en vrouw waren geneigd huiselijke problemen geduldig te verdragen in de wetenschap dat ze de vrijheid hadden er een punt achter te zetten, en vaak hielden ze die macht hun leven lang in handen zonder er gebruik van te maken, louter op grond van de overweging dat ze de mogelijkheid hadden. (...) 


De vrouwen gaan niet meer van de handen van de ene echtgenoot in die van de ander, zoals het geval was bij de Romeinen, die er achtereenvolgens zo goed mogelijk profijt van trokken  (...) Ik durf het volgende te beweren : indien in Sparta de bepaling zou zijn afgekondigd dat de mannen jaarlijks van vrouw moesten wisselen, dan zou er een onmetelijk groot volk zijn ontstaan. 


Aldus de Perzische bezoekers. Ze zien een tweede reden voor de ontvolking in de christelijke landen. Een niet minder belangrijke oorzaak is gelegen in het groot aantal eunuchen. En dan bedoel ik priesters en derwisjen van beiderlei kunne, die kiezen voor eeuwige kuisheid. Bij de christenen is dat de deugd bij uitstek; ik begrijp hen daarin niet, want ik vraag me af wat een deugd is waar niets uit voortkomt. Ik vind dat de christelijke theologen duidelijk met zichzelf in tegenspraak zijn wanneer ze stellen dat het huwelijk heilig is en dat het tegenovergestelde daarvan, het celibaat, nog heiliger is. (...) Ik waag de stelling dat, in het licht van de huidige situatie in Europa, de katholieke godsdienst onmogelijk nog 500 jaar kan blijven bestaan. 


Deze regels zijn geschreven in 1718. Nu overbevolking een groot wereldprobleem is, zou het celibaat nochtans, in hun beleving, opnieuw diensten kunnen bewijzen ! Maar het hoeft niet, voorbehoedsmiddelen maken het celibaat overbodig. 


De schrijvers tonen zich kritisch zowel over moslimlanden als over Europa. In moslimlanden leeft men in algehele lijdzaamheid en laat men alles over aan de voorzienigheid. In Europa heerst dan weer een geest van ijdelheid. 


Het is een onderhoudend boek met geestige passages. Montesquieu laat je een vraagstuk vanuit verschillende oogpunten zien en zet vraagtekens. Hij relativeert de aanspraken van elke ideologie. En beklemtoont tegelijk dat je een baken nodig hebt in je leven. Dat kan godsdienst zijn, inderdaad, maar net zo goed de wereldse inzichten van de Verlichting, je natiegevoel, je geliefden.


Tot slot een uitspraak van de Perzen, waar je helemaal achter kan staan. Totdat iemand alle oude boeken heeft gelezen, heeft hij in mijn opvatting geen enkele reden om de voorkeur te geven aan nieuwe. 


Montesquieu is van deze stelling alvast een gewaardeerd voorbeeld. 


Noot : 


(1): Montesquieu, Charles de, Perzische Brieven, Wereldbibliotheek, 2016. 


Herman van Schoten, Lagos, Portugal, 31/01/2020.

Alle rechten voorbehouden : vanschotengerman@gmail.com


Geen opmerkingen:

Een reactie posten