Wij
en zij : altijd een populaire invulling van identiteit. Romeinen en barbaren,
Atheners en Spartanen, Vlamingen en Walen, Britten en Europeanen, Duitsers en
de rest van de wereld, Amerikanen en Russen, blank en zwart, kolonialen en
gekoloniseerden, vrije burgers en slaven, de man en de vrouw, katholieken en
heidenen, elite en de massa, hoogopgeleiden en laagopgeleiden, alpha’s en
bèta’s, moslims en kafirs, autochtonen en allochtonen, wij en zij. De
populariteit van dit duo-begrip ligt aan de duidelijkheid, het benoemen van
verschillen.
Eerst
een hardnekkig vooroordeel tackelen.
In
progressieve en in katholieke kringen wordt het benoemen van verschillen
argwanend bekeken, zij noemen het conflictdenken. Zij willen vooral verenigen
en daar bedoelen ze mee de problemen onder de mat vegen. Tot een links voorman
het licht zag : John Crombez. In De Tijd van 13/08/2016 geeft hij toe : de socialisten hebben mee schuld aan de
groeiende tweespalt tussen moslims en Vlamingen. We zijn te soft geweest. We
hebben te lang gezwegen over de problemen met sommige migranten. In Le Soir
van dezelfde datum haalt Crombez dan weer uit naar de Antwerpse burgemeester,
die bevolkingsgroepen zou verdelen en tegen elkaar opzetten. Crombez legt dus
verklaringen af in functie van zijn publiek.
Warm
en koud blazen tegelijk. Men ziet in dat je de dingen moet benoemen, wil je ze
kunnen aanpakken. Maar men deinst ervoor terug. Gelijk welk standpunt kan
immers kiezers van je vervreemden. En daarom put men naarstig uit de pot
egalitaire saus uit de multi-culturele grootkeuken. Het is zo erg dat
onderscheid maken gelijk wordt gesteld aan discrimineren. Er is iets vreemds
aan de gang met dat woord discrimineren. Het betekent oorspronkelijk
onderscheiden en was lange eeuwen een intellectuele doelstelling. Een persoon
met onderscheidingsvermogen onderscheidde zich door een hoog niveau van smaak
en intellect. Zelfs stripauteur Marten Toonder bedacht zijn held heer Bommel
met het keurmerk : een heer met
onderscheidingsvermogen. Nu dan ! Scherpzinnig in de analyse, deskundig in
de observatie, kortom intellectueel gevormd. In onze tijd echter heeft
discriminatie de connotatie gekregen van reactionair en racistisch. Onderscheid
maken bijvoorbeeld tussen hoge en lage cultuur, een gestudeerde geest of een
buikspreker, smaak en wansmaak, is haast een taboe. Een mij dierbaar persoon,
nochtans begiftigd met een flinke portie gezond verstand, zei het zo : het is allemaal ’s mensen goesting. Dan
ben je uitgepraat natuurlijk, klaar. In de dictatuur van de platte middelmaat
en de vulgarisatie zet je jezelf te kijk met een gewogen oordeel, zeker in
culturele aangelegenheden. Discrimineren is in de grond de faculteit om
onderscheid te kunnen maken. Een eigenschap, waartoe (zelf)vorming is vereist.
In
haar negatieve variant heeft discriminatie altijd bestaan. Conflictdenken is
immers altijd gebruikt door machthebbers. Spontaan denk je aan absolute
koningen en aan de katholieke kerk tot en met in de 20° eeuw. Zolang ze de
macht hadden hun visie door te drukken, deden ze dat : verraders werden ter
dood veroordeeld, niet-gelovigen en heksen op de brandstapel gebracht,
hongerigen kregen eten mits bekering want wiens brood men eet, diens woord men
spreekt. De nu verdraagzame katholieken zijn dat geworden omdat ze in het bad
van Verlichting en Democratie moesten. Krachtige zeep en veel water hebben de
stekelige kanten ervan af geschrobd, het woordgebruik is aangepast, de
pretentie verlaagd, hoewel zij in de grond overtuigd blijven dat zij de betere
mensen zijn. Het machtsmisbruik van vroeger wordt nu vergoelijkt door de
tijdsgeest, je moet alles in de tijd zien, een ontsnappingstruc van formaat. Zo
kan je alles en iedereen goedpraten en heeft niemand schuld. Een relativistisch
goochelnummer, te vergelijken met de katholieke biecht, nog zo’n tovernummer.
Welnu, dit inzicht is wezenlijk voor de
huidige machtsverhoudingen. Indien de katholieken de kans kregen, zouden we
in de kortste keren weer aan hun leiband liggen en zouden de groenen ons hun
absolutistisch en daarom fascistoïde gedachtengoed dwingend opleggen. Zij zijn
niet democratisch of tolerant, zij spelen die rol omdat een andere opstelling
niet meer aanvaard wordt. Daaraan moet ik altijd denken als ik die groene
voorman Kristof Calvo weer eens op fanatieke wijze een groot-gelijk-nummertje
zie opvoeren op tv, om van te rillen. Dan geniet de Turkse dictator Erdogan
eerder mijn voorkeur omdat hij ervoor uit komt, je weet dat je rond hem een
schutskring moet aanleggen, het is overduidelijk.
Een
taboe op conflictdenken komt de erfgenamen van de katholieke en koninklijke
dictaturen nu goed uit om hun tanende macht te verdedigen. De erosie van hun
macht werd filosofisch en daarna ook maatschappelijk opgevangen door een andere
truc uit de hoge hoed, het gelijkheidsdenken. Alles en iedereen werd
gelijkgeschakeld en dat is best handig in een zich globaliserende wereld. De égalité van de Franse revolutie wordt nu
gezien als het gelijkscheren van mensen en meningen. Alle culturen zijn
gelijkwaardig ! Waardoor tegenover westerse waarden gewoon andere waarden
staan. De ene waarde kan worden weggestreept door haar anti-waarde, waardoor
geen enkele waarde nog waardevol is ! Gelijkheid man en vrouw ? Ah, in bepaalde
culturen is dat niet zo, aanvaarden ! Scheiding van kerk en staat ? Ah, in
bepaalde culturen gaan die twee samen, aanvaarden ! Genitale verminking bij
meisjes ? Ah, in bepaalde culturen is dat traditie, toelaten en zelf
organiseren ! En hoog zwevende politici als een Verhofstadt trekken daarboven
de grote paraplu van de wereldburger open, de hemel voor de gefortuneerden en
hun naïeve aanhang van semi-intellectuelen, die dat legitimeren.
Wij
en zij. In werkelijkheid wordt deze identiteitsbepalende tegenstelling gemeden
omdat anders de hel kan losbarsten. De doos van Pandora, die, eenmaal open, nog
zo moeilijk is dicht te krijgen. Dan zou de politieke klasse keuzes moeten
maken, verantwoordelijkheid nemen, haar nek uitsteken. En dat is precies wat
beroepspolitici niet willen, zij zijn er als de dood voor. Daarom pamperen zij
tot einde mandaat en verspelen hun geloofwaardigheid bij de kiezer. Hun
laatste, amechtige verdedigingslijn is het verwijt van populisme. Ze zijn er
zelf de negatieve belichaming van ! Want positief populisme heeft altijd een
reële oorzaak : lang gekiemde onvrede over onrecht.
Wij
en zij, dat is vandaag uiteraard de tegenstelling tussen ons en de moslims, ons
en de vreemdelingen, ons en de vluchtelingen. Het is de grote tegenstelling van
deze tijd, daarom geef ik er zoveel aandacht aan. Zalvende retoriek,
aanvaarding van anti-democratische en patriarchiale opvattingen zullen het
smeulende conflict niet blussen, wellicht eerder versnellen.
Laten
we dat smeulende conflict analyseren.
Wij.
De autochtone westerling staat in de rauwe realiteit ver af van het ideaal van
de participerende, zich matigende, oppassende burger uit de grote verhalen over
Democratie en Verlichting. In werkelijkheid is hij een opgeblazen narcist. Hij
heeft de norm van zelfontplooiing zover doorgevoerd dat hij is doorgegroeid tot
chronisch probleemgeval in de openbare ruimte. Zijn zelfverzekerd, aanstellerig
gedrag zou lachwekkend absurd zijn, als de samenleving er niet zoveel last van
ondervond. In de publieke ruimte lopen de zelfverklaarde koningen en keizers
elkaar voor de voeten terwijl hun beschavingspeil in het algemeen en hun
omgangsvormen in het bijzonder in vrije val zijn gekomen. Het opgeklopte ego
verdraagt geen tegenspraak. De assertieve burger is met voorsprong het nieuwe
dominante persoonlijkheidstype. Zogenaamde zelfontplooiing - in feite
ik-opzwelling - heeft het gewonnen van zelfbeheersing en beperking. Het
resultaat is decadentie. We moeten onder ogen zien dat het individualisme, dat
de onbetwiste motor van onze economische voorspoed en onze psychologische en maatschappelijke
ontplooiing is en blijft, ook een achterkant heeft. De verwaande burger stelt
de wet, de consument is de (schijnbare) baas. Dat andere culturen op ons
grondgebied daar met verbazing, onbegrip, verontwaardiging en verzet op
reageren, is op zich een gezonde reflex. De dominante cultuur kan nog iets
leren van hun traditionele waarden van familiale verbondenheid, zelfbeperking,
individuele matiging. De autochtone decadentie is een majeur probleem.
Zij.
De allochtone medeburger heeft zich zodanig teruggeplooid op de eigen cultuur,
dat een eigen wereld is ontstaan, waarin de cultus van hun eigenheid wordt
beoefend en de zichtbare kloof met de dominante cultuur wordt opgevoerd. Met
name de Arabische medeburgers vormen een probleem, met als belangrijkste uitwas
een informele, parallelle rechtspraak overeenkomstig de sharia. Zij zijn er
diep van overtuigd dat wij hen niet aanvaarden, er is sprake van haat. Zij
integreren onvoldoende in taal, gedrag en westerse waarden en trekken zich
terug in hun klaagcultuur. Nochtans laten wij hen consequent in aanmerking
komen voor onze ruimhartige voorzieningen, voor nieuwkomers zelfs zonder dat ze
een bijdrage hebben geleverd. Nu is niet aanvaard worden een groot affront in
hun eer- en schaamtecultuur. Autochtone pleitbezorgers en naïeve hulpverleners
reiken hen het eufemisme van de diversiteit aan. Het is een valstrik met
contraproductieve gevolgen. De suggestie dat de dominante cultuur je moet
aanvaarden zoals je bent, kan immers maar werkelijkheid worden, voor zover je
zelfbedruipend bent. Als je je als rijke Noord-Europeaan terugtrekt in een
luxe-ghetto in een zonnig zuiders land, dan zal dat getolereerd worden.
Schoonmaakpersoneel kan voordelig worden ingekocht en veel verder reiken de
contacten met de autochtone bevolking niet. De orthodoxe Jood in Antwerpen, die
in het straatbeeld als curiositeit overkomt, wordt getolereerd omdat hij in
zijn samenleving zelfbedruipend is. Wie echter voor overleven is aangewezen op
de dominante cultuur, in termen van werk en voorzieningen, zal zich op die
dominante cultuur moeten verhouden. Elementaire aanpassing is principieel en
essentieel. Het drammerige recht opeisen geheel jezelf te blijven – nota bene
met achterlijke opvattingen over de verhouding tussen staat en godsdienst en
over de verhouding tussen man en vrouw – leidt onvermijdelijk tot isolatie en
uitstoting. Laten we er niet omheen draaien : integratie met behoud van
identiteit is een waanbeeld.
Onze
dominante cultuur is gekenmerkt door egocentrisme en dwangmatig genot. De
islamitische culturen cultiveren in eigen kring hun grote gelijk rond
religieuze suprematie, primaat van de gemeenschap en historische discriminatie.
Zij en wij staan zeer ver van elkaar af en dat is meer dan een faseverschil.
Onze culturen verdragen elkaar zeer moeilijk. Abstracte redeneringen over een
gemeenschappelijke oorsprong, historische verbondenheid, het verlichte kalifaat
in El-Andaluz gaan voorbij aan de realiteit op het terrein hier en nu. Is het
echt nodig te refereren aan het harde feit dat wij de Arabieren uit Portugal
hebben gezet in 1250 en uit Spanje in 1492, ondanks
vijf eeuwen van Arabische beschaving ? We voelen en zijn wederzijds anders
en dat is een evidente psychologische bron tot wederzijds cultiveren van een
vijandbeeld. Laten we deze grote verschillen nuchter onder ogen zien en ze niet
toedekken onder historische of multiculturele sausen.
De
grote fouten zijn deze. Wij hebben hen in te grote aantallen toegelaten met hun
paternalistische cultuur, die de ontwikkeling van hun gemeenschap en hun gezin
belemmert. We hebben uitgeblonken in politieke desinteresse en een politieke
partij, die dat hard aanklaagde, in de ban gedaan. We hebben dogmatisch links
haar agenda van het politiek correcte denken laten lanceren, we hebben de
problemen geminimaliseerd en het spreken erover getaboeïseerd. Dat is onze
grote eigen schuld, althans van politiek en media. In omvang beperkte
minderheden stellen per definitie minder problemen. Zij nemen een laag profiel
aan, integreren, assimileren (Vlamingen in Wallonië) of segregeren zonder dat
het aanstoot geeft (oosterlingen). Zodra echter een bevolkingsgroep tot aanzienlijke
minderheid uitgroeit, gaat ze zich evident als groep gedragen en manifesteren.
Dat geldt a fortiori voor niet-Europese culturen en in uitgesproken mate voor
islamitische culturen, die zich moeilijk laten accultureren.
Een
onschuldig voorbeeld. Voor een dringende herstelling aan de verwarmingsketel
ontbood ik mijn onderhoudsfirma, die een Marokkaanse medewerker stuurde. De man
leek deskundig en had al enige ervaring opgebouwd. Voor de zekerheid belde hij
nog even met zijn chef vooraleer de ingreep uit te voeren. Mij behandelde hij
als de grote opdrachtgever, onderdanig tot en met. Elke zin werd ingezet of
beëindigd met meneer. Als meneer dit en meneer dat. Het ging verder dan
beleefdheid, wat ik, indien niet zo stroperig, op prijs stel. Een dergelijke onderhoudsmonteur
moet mij inderdaad niet met de voornaam aanspreken, daarvan ben ik niet
gediend. Maar zijn onderdanigheid irriteerde me. Na afloop vroeg ik hem me uit
te leggen wat hij nu precies gedaan had. Dat kreeg ik keurig toegelicht. Hij
bood me zelfs de vervangen onderdelen aan als zijnde mijn eigendom. Toen vroeg
ik hem wat hij dacht van de installatie. Kon ik daar nog lang mee verder of zou
ik een nieuwe ketel moeten overwegen. De man keek me aan en wist niet wat te
zeggen. Hij stamelde, begon weer te meneren,
kon zich niet redden uit de situatie. Het kwam erop neer dat het allemaal van
mij afhing. Met deze man was communicatie niet mogelijk. Hij leefde in een bevelstructuur, terwijl ik op communicatie uit was. Ik wilde hem, als
deskundige, om goede raad vragen. In zijn beleving daalde ik wellicht te veel
af tot op zijn niveau. Ik voegde me niet in in de bevelstructuur die hij gewend
was. Even later belde ik zijn chef. Hij gaf toe dat de man een degelijke
werkkracht was, die zeker nog zou opklimmen in de firma, maar dat technisch
overleg op gelijk niveau met de klant niet paste binnen zijn cultuur. Hij zou
iemand anders sturen voor advies. Nu kende ik die chef persoonlijk, waardoor
hij wat loslippiger werd. Een identiek probleem doet zich voor met Joodse
klanten, lichtte hij het probleem nader toe. Uiteraard kan hij daar al helemaal
geen Marokkaanse monteur naartoe sturen. Maar Vlaamse monteurs botsen in Joodse
kringen vaak op die bekende bevelstructuur, eisend en dwingend. De Joodse
klanten zijn geen lieverdjes ! Ik verbaasde me over deze toelichting en
moedigde hem aan, in de hoop dat de man nog meer zou lossen. Nu zei hij ter
afsluiting : onder ons gezegd, Joden en
Islamieten, dat is in de grond hetzelfde ras. Arabieren hee. Daar stond ik
toch wel even van te kijken. In zijn waarneming was het Israëlisch-Palestijns
conflict dus een broederconflict !
Terug
naar mijn voorbeeld. Onze multi-culturele medemensen zouden kunnen betogen dat
een behandeling als de mijne voor die Marokkaanse monteur als uitzonderlijk
overkwam, want dat hij doorgaans neerbuigend wordt behandeld. Goedpraterij. Ik
mag verwachten dat hij mijn uitgestoken hand aanvaardt en mij als volwassene en
als expert het goede advies geeft, dat ik van hem verwacht. Ik ben de
opdrachtgever, hij de expert.
Een
tweede voorbeeld. De Volkskrant van 20/11/2004 noteerde een publieke uitspraak
van de Marokkaans-Nederlandse psychiater Sidali : Dit is geen dreigement, maar we zijn al met een miljoen moslims. Als we
één dag stoppen met werken, gaat Nederland failliet. Deze ontwikkelde man
ziet zich niet als Nederlander of Europeaan of Marokkaan maar als moslim !
Al
goed dat die Sidali slechts psychiater is, want die heb ik niet nodig. Maar als
hij mijn verwarmingsmonteur was, dan kwam hij er niet in !
De
conclusie luidt dat de kloof haast onoverbrugbaar groot is. Dat is geen
pessimisme, geen ideologie, maar harde realiteit. Deze diagnose erkennen kan
het beginpunt zijn voor een nuchter compromis.
Wat
kunnen we doen ? We moeten ophouden met bezweringsformules, ons beroep op hoge
morele waarden als intellectuele vermomming afleggen en nuchter vaststellen dat
we, ofschoon uitermate verschillend, gedoemd zijn tot een minimale vorm van
samenleven, althans van elkaar gedogen. Dat is geen negativistische noch
defaitistische insteek, maar een realistische. Als we ons niet langer schamen
om de werkelijkheid in de verhoudingen tussen wij en zij, wordt het mogelijk op
zoek te gaan naar een gemeenschappelijke basis. Deze basis is het vermijden van
de confrontatie. De kapstok is niet
moeilijk te vinden : een gedeeld gebrek aan burgerschap. Autochtonen hebben
hun rechten tot een agressieve ik-cultuur uitgerokken, allochtonen
overwaarderen de plicht vanuit een heilig boek. De autochtonen lijden aan een
verschrompeld maatschappelijk plichtgevoel, de allochtonen aan een gebrek aan
individueel bewustzijn. Vanuit een dergelijk – weliswaar schematisch –
uitgangspunt is een economische benadering denkbaar van gelijk oversteken. Nodig is een welzijnsaanpak, gericht op integratie
van iedereen : van autochtonen en allochtonen en zelfs van de samenleving en
haar dragende instituties. Als concrete opstap stelde de voormalige
bondskanselier Helmut Schmidt het plichtjaar voor. Daarover meer in een nog te
publiceren bijdrage.
Het
alternatief dat luistert naar de dure naam multi-cultureel communitarisme is
geen oplossing. Communitarisme staat voor gemeenschap en persoonlijke
oriëntatie op die gemeenschap. Multi-cultureel staat voor elke groep op zijn
eigen wei. De combinatie van de beide concepten leidt onvermijdelijk tot
bewuste segregatie op grote schaal. Het zou verheerlijking betekenen van ieders
specifieke gemeenschapsleven, de gelijkwaardigheid van alle gedrag, van alle
interne regels, van alle morele standaarden. Dat is in de grond cultureel
berusten, cultureel nihilisme, het einde van de beschaving. Toch wordt dit
naïeve en romantische geloof haast opgelegd door de politiek. De burger kan er
zich niet hard genoeg tegen verzetten.
Herman van Schoten, Schoten, 16/08/2016.
alle rechten voorbehouden : Herman van Schoten.
Geen opmerkingen:
Een reactie posten