Gerrit Komrij is een Nederlands
schrijver. Hij wekte mijn belangstelling door zijn Portugees avontuur. Portugal
is mijn vakantieland bij uitstek. Ik speur in zijn verhalen dan ook naar
herkenning : een wit dorp blakerend in de zon, mensen in slow motion, de doordringend eentonige natuur van de Alentejo
naast spectaculaire landschappen in de Algarve en op de eilanden, bizarre
gewoontes, ingebakken vriendelijkheid, de matige keuken ondanks eersteklas
producten, een zekere
ongeorganizeerdheid die snel tot verwarring leidt (confusão), de rust en
eenzaamheid, gebrek aan ruimtelijke ordening en publieke properheid, kleurrijke
tegels, nieuwe architectuur met fantasie, gebrekkige wegen maar wel nieuwe
autobanen met gesofistikeerd systeem van tolheffing, de weemoed en de fado. En
: de Portugees bloeit open als de vreemdeling vijf woorden Portugees spreekt.
Portugal is ook zomerse
bosbranden onder een loden hitte, bucolische landschappen, het tv-toestel op
onbereikbare hoogte tegen de muur in elk café en restaurant - soms twee
zodat je gelijktijdig twee voetbalwedstrijden kan volgen, waardoor het aanzien
van de uitbater stijgt - , huizen met huisnummers maar zonder namen, blaffende
honden, zichtbare klasse-tegenstellingen, horecapersoneel dat nog echt bedient,
nachtelijke sterrenhemel, ouderwetse winkeltjes, een gevoel van teruggaan in de
tijd.
Gemoedelijkheid vat het wellicht
goed samen. Portugezen zijn eerder Vlaams-gemoedelijk, in tegenstelling tot hun
Spaanse buren, die eerder luidruchtig en bot overkomen, een beetje zoals
Nederlanders. De twee buren van het Iberisch schiereiland stonden eeuwenlang
niet alleen politiek, ook mentaal met de rug naar mekaar. Mentaal is dat nog
altijd een beetje zo, de Spanjaarden weten zich beter en de Portugees past zich
aan.
Gerrit Komrij nu verzamelde
impressies over de twee Portugese dorpen waar hij woonde. Het eerste lag in de
provincie Tràs-os-Montes,
in het noordoosten. Dat leek een schot in de roos, ver weg van hectisch
Amsterdam en het pedante artistieke milieu. Het leek op een idyllisch paradijs
maar ontaardde in een nachtmerrie en een vlucht. In de postuum verschenen
bundel Brieven uit Alvites komt de
lezer een en ander te weten, maar niet de kern van de zaak. Samensteller van
het boekje Marc Schaevers laat zich niet uit over de echte reden, al zet hij de
aandachtige lezer wel op het goede spoor.
De bron van het conflict met het
dorp Alvites zou mogelijk het openlijk etaleren van zijn homoseksuele
geaardheid kunnen zijn. Zijn levensgezel Charles Hofman en Komrij zelf legden
hun aanvankelijke voorzichtigheid af, naarmate zij sympathie en aanvaarding
ondervonden. De lokale bevolking zag het wel zitten, die twee buitenlandse
heren in die grote, barokke palácio. De nieuwe huurders
pompten er nieuw leven in, gaven werk, zetten hun kasteeltje open en liepen mee
in de processie, voorwaar uiterlijke tekenen van integratie.
Na de plotse omslag in de sfeer
en de bejegening besloot het koppel in het geheim de aftocht te organiseren. Ze
vluchtten een stuk zuidelijker, naar het dorp Vila Pouca da Beira, niet al te
ver ten oosten van Coïmbra. Daar leidden ze een tamelijk teruggetrokken leven,
al werd Charles vaak in het piepkleine lokale cafeetje opgemerkt. De grote schrijver
meed de openbaarheid, waardoor zijn geheimzinnig imago nog toenam. Maar hij
kende wel zijn plicht en dus schreed hij ook hier als heilig man mee in de
processie. Hier waren nooit problemen. De waardin van het kleine, donkere
cafeetje hield hun post bij als ze in het buitenland waren, zij reageert
neutraal op de homoseksuele relatie en spreekt met sympathie en ontzag over de Senhores Holandeses. Hun huis en naam wordt zelfs
vermeld op een plaquette midden in het dorp, waarop de belangrijkste dingen
voor de toerist staan uitgebeeld, in feite zesmaal niets. De betrekkingen met
de lokale bevolking waren zonder meer goed. Lang heeft het echter niet mogen
duren. Komrij overleed in Nederland en ligt nu begraven op het lokale kerkhof
van Vila Pouca. Het onaanzienlijke dorp heeft niets te bieden aan de toerist.
Het heeft een drukke doorgaande weg voor vrachtverkeer dwars door het dorp en
een pousada, nieuw gebouwd op ruïnes en door Komrij cynisch bekritiseerd. Het
is er nochtans aangenaam toeven.
Het is uiteraard mogelijk dat de
homoseksuele geaardheid in het ene dorp wel en in het andere geen aanleiding
gaf tot animositeit. Toch merkwaardig echter dat de omslag in de lokale
mentaliteit van Alvites zo plots en heftig naar buiten barstte, zonder
aantoonbaar provocatief gedrag. Dat duidt niet zozeer op een langdurig broeien
van ongenoegen maar eerder op een plotse gebeurtenis, die de kaarten had
verlegd.
Die gebeurtenis is de aankoop van
het huis. De overleden eigenaresse had testamentair 20 jaar vruchtgebruik toegekend
aan een soort stichting onder leiding van haar biechtvader, tegelijk pastoor
van haar huiskapel. Komrij huurt van die stichting. Als hij met de erfgenamen
in Lissabon, na lang palaveren, een koopovereenkomst sluit, loopt het
vruchtgebruik nog zeven jaar.
Dat moet welhaast de plotse
ommekeer van vriendschap in vijandschap verklaren. De pater-beheerder moet in
paniek zijn geraakt. Daar gaan zijn greep op het barokke huis en tevens zijn
extra inkomsten. Hij zet de notabelen en de goegemeente tegen Komrij op.
Bepaalde kamers en vertrekken en toebehoren, die niet letterlijk in de
huurovereenkomst staan vermeld, worden afgesloten. Personeel verdwijnt, er
wordt een brandje gesticht. Een middeleeuws complot als het ware, waarmee
Komrij minder goed uit de voeten kan dan in zijn literair werk.
In al zijn literair genie vergat
Komrij de realiteit. Hij had natuurlijk geduldig de zeven magere jaren moeten
uitzitten en dan toeslaan. Hij onderschatte zwaar de macht van de lokale
notabelen. Plots was hij van begenadigde vriend een vreemde vijand geworden.
Het boekje leest in een uur of
twee vlotjes uit. Het is onderhoudend proza, gezapig, anekdotisch, extra
interessant voor wie het land en die dorpen enigszins kent.
In de nog bij leven verschenen
roman Over de bergen komt diezelfde
vijandschap uitvoeriger aan bod. Komrij legt zijn persoonlijke tragiek hier in
de mond van het romanpersonage. Brieven
uit Alvites onthult nu postuum dat de auteur zelf het lijdend voorwerp was
van de heksenjacht door de op geld en macht beluste pastoor uit Over de Bergen. Het had anders en beter
kunnen verlopen, gezien ook het wantrouwen van de dorpelingen in het autoritair
beheer van de pastoor. De vreedzame Anjerrevolutie van 1974 had zijn gezag
weliswaar aangetast maar zijn macht nog niet aangevreten. Maar er is ook een tweede
lezing mogelijk : een vreemde blijft altijd een vreemde, zeker in een land
waarin ons kent ons het eerste gebod is.
Komrij had in het Nederlands
taalgebied een reputatie. Hij was gevreesd als recensent, berucht om zijn
balorigheid tegenover het literaire wereldje, bewonderd om de literaire
productie van eigen werk en van vertaalwerk en als gedreven en gewaardeerd
samensteller van overzichten van de Nederlandse poëzie doorheen de eeuwen.
In Portugal is hij onbekend. Hij
bleef volledig afzijdig van de literaire scène. Dankzij Fernando
Venâncio - bekend als schrijver van een Portugese grammatica voor
Nederlandstalige beginners - werden enkele boeken vertaald : Over de Bergen en Een zakenlunch in Sintra. Hier is een andere Komrij aan het woord.
Hij toont zich in deze korte verhalen een zwierige observator van de anekdotiek
van het dagelijkse leven.
Komrij was een geval apart. Hij
bleef hardnekkig zichzelf en ging eigenzinnig zijn weg. In die zin is hij te
beschouwen als een rebel : lak aan conventies en relaties. In Portugal paste
hij zich oppervlakkig aan, uit noodzaak en, naar dus bleek, volstrekt te
weinig, waardoor hij de greep op de werkelijkheid kwijt raakte. Hij leefde in
zijn wereld van literatuur en romantiek en kon zich dat leven financieel veroorloven.
In die Portugese dorpen, afgelegen en leeggelopen en waar de tijd effectief was
blijven stilstaan, kon hij zijn cocon spinnen in barokke paleizen, die hem
beschutten tegen de waan de dag. Er was daar ook geen lokale culturele elite,
waarmee hij rekening moest houden. Er werd eerder beaat naar hem opgekeken door
dorpelingen omwille van zijn aparte status in die historische paleisjes, maar
die geen benul hadden waarmee Komrij zich bezigheid. Hier en nu in onze
Nederlandse en Vlaamse omgeving, gekenmerkt door uiterlijke schijn, conventionalisme en meepraterij, wordt afzijdigheid van
de buitenwereld en een zelfbewuste positionering boven het gemeen haast als blasfemisch beschouwd.
Dat asociale karakter, die
persoonlijkheid die dwars tegen tendensen en modes ingaat, was zijn
persoonlijke conditie om zich consequent te kunnen blijven wijden aan zijn
literaire roeping. Zijn werk stijgt uit boven dat van vele van zijn kakelende
collega’s, die de tand des tijds niet zullen doorstaan. Dat zou bij Komrij wel eens
beter kunnen uitpakken.
Herman van Schoten, Vila Pouca da Beira, Portugal, 20/04/2014.
alle rechten voorbehouden : Herman van Schoten.
Geen opmerkingen:
Een reactie posten