Je bent er dan
eindelijk. Santa Maria is een klein eiland ten zuidoosten van het Azoren-eiland
São
Miguel. Daar ligt ook de hoofdstad van de archipel : Ponta Delgada. Santa Maria
valt buiten de toeristische routes, je moet er echt naartoe willen. Er is in
het zomerseizoen een rechtstreekse vlucht eenmaal per week uit Lissabon. Het is
in feite een tussenstop op de route naar Ponta Delgada.
De vlucht uit
Lissabon met SATA-Air Açores verloopt vlekkeloos. Eenmaal aangekomen is het
wachten op de bagage. Dat is bijna een familiaal gebeuren. Passagiers kennen en
begroeten het personeel, de bagageband van 10 m. lengte stelt niets voor, de
koffers komen er zo aan. Buiten wacht de shuttle
van het
hotel. Na vijf minuten zijn we ter bestemming. De chauffeur ziet op die korte
tijd kans zijn oorlogsverleden in Guiné uit de doeken te doen, hij ziet het nog
elke dag voor zich : 24 maanden en 18
dagen in Guiné meneer, onder Salazar, twee jaar van mijn leven meneer. Ik weet
niet goed wat te zeggen en verzin maar wat. En zonder vriendin of vrouw ?
Hah !, reageert hij luid en
instemmend, zo van eindelijk een klant die mij begrijpt. In het hotel
duikt onverwacht Laurinda op. Ze zou ons de volgende dag oppikken voor een
eilandtoer, maar ze stond erop ons nu reeds te verwelkomen. We kennen haar via
mail. Op een vorige reis bezorgde zij ons logies in het huis van haar
schoonouders op het eiland Faial. Nu zien we haar in het echt.
Santa Maria is het op één na
kleinste van de negen eilanden van de Azoren. Het is het eerste stipje land dat
opduikt, als je, op weg naar Amerika, deze richting uitgaat. Het ligt 1.400 km.
ver weg uit de kust van Lissabon en op 3.900 km. van New York, het hangt zo’n
102 km. zuidoostelijk onder het hoofdeiland São Miguel, het meet maximaal 17 op
9,5 km. en er wonen 5.500 mensen. Ooit leefden er zelfs 15.000 mensen maar de
emigratie naar Canada en de VS heeft het eiland leeggezogen. De Marienses
trokken vooral naar Toronto en Boston, terwijl de emigranten van Madeira
bijvoorbeeld vooral naar Venezuela en Zuid-Afrika trokken en de continentale
Portugezen altijd een voorkeur hadden voor Parijs en Luxemburg.
Er staan nochtans
veel meer huizen dan nodig is voor deze kleine bevolking. Dat zijn huizen, vaak
groot en goed onderhouden, van uitgeweken Marienses. Het toeristisch seizoen
begint en eindigt met de komst en het vertrek van deze uitwijkelingen. Mijn
vraag of je dan in het lange, dode seizoen, niet voordelig zo’n huis kan huren,
wordt door Laurinda negatief beantwoord. Het is hun huis, niemand komt erin,
behalve de vertrouwenspersoon, die de sleutel heeft. Je kan je er iets bij
voorstellen. Jaar in jaar uit in den vreemde en dan een paar weken per jaar
terug naar huis, naar hun thuis.
Het schaarse
toerisme betreft haast uitsluitend natuurminnaars, wandelaars, rustzoekers. En
ook inwoners van andere eilanden want hier zijn stranden. Het is aangenaam
toeven hier, het is allemaal nog zo gewoon, de mensen zijn vriendelijk en
lijken oprecht geïnteresseerd. Maar die vriendelijkheid is toch wel opmerkelijk
want eilandbewoners zijn in onze ervaring nogal op zichzelf en zelfs stuurs,
bijvoorbeeld op het ver afgelegen eiland Flores. Laurinda kent de verklaring.
Door de komst van de Amerikaanse basis zijn de mensen hier al vroeg in contact
gekomen met de buitenwereld, de mentaliteit is opener. De mensen zijn haast
dankbaar dat je hun plekje in de oceaan bezoekt en vragen telkens weer wat je
van hun eiland denkt. Ik antwoord daar altijd ernstig op. Eerst kijk ik even
geconcentreerd weg, trek dan de wenkbrauwen op, kijk de vragensteller recht in
de ogen en ontrol mijn vonnis : prachtige natuur, open mensen, alles nog echt
en origineel. Maarrr : de vochtigheid ! En
dat wordt dan helemaal beaamd.
Het eiland
had en heeft enkele internationale functies. De eerste is het vliegveld met de
langste piste van de Azoren en dat komt door het vlakke reliëf aan de westkant
van het eiland. De piste werd aangelegd onder dictator Salazar in de tweede
wereldoorlog en in het geheim, want Portugal was officieel neutraal. De
Amerikanen gebruikten het eiland als bruggenhoofd voor hun expedities richting
Duitsland. Hangars voor tijdelijke huisvesting, nu verhuurd aan lokale mensen,
herinneren daaraan. Later verhuisden de Amerikanen naar Terceira, waar ze nog
altijd zitten. De reden voor de verhuis naar Terceira was de mogelijkheid van
een diepzeehaven in de baai van Praia da Vitória, zodat lucht- en zeemacht
samen zaten. De tweede belangrijke functie van Santa Maria is het volgstation
voor lucht- en ruimtevaart. De vliegtuigen die de oceaan oversteken, worden
hier gevolgd voor de hele westerse Atlantische oceaan. En voor satellieten is
het tevens een grondstation. De Concorde heeft hier ooit proefvluchten
uitgevoerd, met kapotte ruiten in de huizen tot gevolg. En Airbus doet hier
uitgerekend deze week proefvluchten met een nieuw toestel, de piste is lang, er
is weinig verkeer, je kan hier wat testen en uitproberen.
Al deze
activiteit brengt toch wat bedrijvigheid met zich mee, zou je veronderstellen.
Mis. Er is niets te doen. De luchthaven ontvangt dagelijks twee kleine
vliegtuigen uit het naburige Ponta Delgada (São Miguel) en één SATA-vlucht per
week uit Lissabon. Maar curieus genoeg staan hier ook vluchten aangekondigd
naar St. John’s, Boston en Caracas. Groot vraagteken. Blijkt dat die hier
alleen voor een technische stop binnenvliegen, bijtanken en zo. Het is
randactiviteit, meer niet. De mensen leven van landbouw, scharrelen wat bij in
visvangst en toerisme en letten op de huizen van emigranten. Het is een kleine
gemeenschap waar iedereen zowat iedereen kent en dat bepaalt uiteraard de sfeer
en de verhoudingen. Onderlinge verstandhouding is hier verplicht !
Laurinda meldt zich keurig op tijd. Ze neemt ons in haar aftandse
autootje mee voor een dagtrip. Dat doet ze wel meer met toeristen, het is
tegenwoordig haar broodwinning. Maar door onze vorige contacten wordt het meer
dan een geprogrammeerde rondrit. Ze slooft zich uit om ons werkelijk alles te
laten zien. Het contact is spontaan en grappig, het is een lachemeid. Laurinda voert ons omlaag naar
dorpen aan zee, waar de weg ophoudt, zoals Anjos en Maia. En toont vanuit de
hoogte haar eigen huis, in Norte, dat ze verhuurt, ze is er fier op. De ligging,
afgelegen en open en bloot in de schitterende natuur, is wonderbaarlijk mooi. Maar
als het waait, zal je binnen ook haast worden weggeblazen. Ze toont ons de baai
van São Lourenço, die in de toeristische folders staat en de Algarve van de
Azoren wordt genoemd wegens het lange strand. Daar eten we een middaghap in
openlucht en het dessert is bijzonder : een halve meloen, hier gekweekt, Sappig
tot en met. Laurinda toert rond en blijft rondtoeren, eerst naar de rode
woestijn, een merkwaardige plek van een paar honderd meter in het vierkant, dan
naar het hoogste punt van het eiland, de Pico Alto, op 587 m. hoogte. Hier heb
je een panoramisch overzicht van het hele eiland. Nu voert ze ons naar een
uitzichtpunt, waar een uitkijkpost voor walvissen was gevestigd. Als men walvissen
zag, werd luid baleia, baleia geroepen en haastten de jagers zich naar
hun eenvoudige sloepen om op jacht te gaan. De aanlegsteiger is goed te zien en
ook de walvisfabriek, een ruïne die te koop staat. De dag loopt naar zijn
einde, ze brengt ons langs panoramische wegen en doorheen een bochtige bosroute
terug naar het hotel. Er is volop drukte in het hotel, men sleept tafels en
stoelen aan, hier wordt een feest voorbereid !
De volgende
ochtend is de grote receptieruimte omgetoverd tot een feestzaal. De tafels zijn
met extreme zorg gedekt, met tafellakens tot op de grond, plechtig allemaal. En
verder een persoonlijke menukaart, een foto van het paar, bloemen, lampjes en
strikjes, het kan niet op. Een foto-album ligt al ter inzage en er wordt een
podium gemonteerd om te poseren met het bruidspaar.
Wij zijn
niet uitgenodigd en gaan op pad. In het stadje passeren we een kleine Peugeot
met een enorme strik op de motorkap en lawaaierige blikjes vastgemaakt aan de
uitlaat. Op de achterruit staat in grote letters een pathetische bekentenis : CHALITA en JOANA : WE HEBBEN DE RINGEN AL
GEGEVEN !
Onze
wandeling begint aan de kleine haven onderaan het stadje. Dat haventje was goed
beveiligd en dat was ook nodig. Van de 15° eeuw af was het eiland doelwit van
zeerovers en piraten, Spaanse, Franse en Engelse. Het meest berucht waren de Algerijnse
piraten, die vrouwen en kinderen meevoerden om hen als slaaf te verkopen op
Arabische markten. Geleerd door die harde realiteit, werd het haventje
versterkt met een fort en werd vreemd bezoek argwanend bejegend. Zo kreeg
Colombus hier een vijandige ontvangst, toen hij, na zijn ontdekking van Amerika
in 1493, op terugweg naar huis aanmeerde in Anjos met zijn schip de Niña. Zijn bemanning werd gevangen
genomen en Colombus moest het nogal uitleggen om hen vrij te krijgen.
De
kustwandeling is bijzonder mooi maar lastig, altijd op en af en in vochtige
warmte. We hebben deze tocht onderschat en zijn blij eindelijk een beschutte
plek onder bomen te vinden, bij de uitgehakte grotten, een oase van schaduw als
het ware. Twintig minuten rust, een koekje, water en even tot jezelf komen.
Vanuit onze schuilplaats zien we twee kleine boten aankomen. Ze stoppen en er
verschijnen mensen in duikpak aan dek. Hier wordt gedoken voor de spectaculaire
ontmoeting met de mantas, een soort rog van 4,5 tot 9 meter lang, een
spanwijdte van 7 meter en een gewicht tot 3.000 kg. Zij schijnen volstrekt
ongevaarlijk te zijn en de duikers zelfs nieuwsgierig op te zoeken. Beweerd
wordt dat ze een erotisch soort geluid voortbrengen, maar in die materie ben ik
onvoldoende ingewerkt.
De
afkoeling, waarvan de duikers genieten, is ons niet gegund, we moeten verder.
Het gaat gestaag, het hoofd raakt verhit, de benen moeten elke stap op de
onregelmatige keien omhoog plannen om niet te struikelen. We komen op de
hoogvlakte en zien een boerderij en een pad naar beneden, naar Praia Formosa,
ons doel.
Maar dat pad
gaat verdorie steil naar beneden naar de kust en lijkt dan weer opnieuw steil
naar omhoog te gaan naar de top van een volgende kam en dan pas begint de
laatste afdaling. Mijn trouwe metgezel spreekt : dit doe ik niet meer, niet
! Er zit niets anders op dan langs de boerderij, waar geen leven te
bekennen is, verder te gaan op een zandweg, richting een ver dorp en daar een
taxi te zoeken. Dichterbij aan een smal geasfalteerd baantje staat een jonge
vrouw naast haar huis te telefoneren. We
schieten erop af en vragen haar een taxi te bellen. Die moet natuurlijk
wel van Vila do Porto komen. Ze monstert onze hulpeloze toestand, vraagt even
te wachten, gaat het huis binnen, komt terug en deelt mee dat ze ons met haar
auto zal brengen. Het zoontje komt kijken wat er gaande is. Bekaf installeren
we ons in de kleine wagen, mijn eega vooraan en ik moeizaam op de achterbank,
het is een auto met maar twee portieren. Ik zet mij neer en dan geeft het jonge
manneke aan mee te willen, dus schuif ik op, maar daar staat een kinderzitje.
En zo zit ik met dat manneke op schoot en worden we een heel aantal kilometers
naar Praia Formosa gereden. Hij deelt mij opgewekt mee dat hij João heet, acht
jaar is en de volgende week terug naar school gaat. Bij aankomst geraak ik
amper uit de auto, zak door mijn rechterbeen en trek mij met moeite uit de
auto. De vrouw ziet het en kijkt bezorgd. Ik bied aan te betalen, wat resoluut
geweigerd wordt. Na een uitvoerig dankritueel nestelen we ons bekaf in de
schaduw van een caféterras boven de zee en blijven daar een paar uur hangen.
Een paar biertjes en een croque later kunnen we zelfs genieten van het strand
en wat daar omgaat. Lokale mensen zwemmen en zonnen en spelen. Het zand is
zwart en plakt aan de voeten van de baders.
Terug naar
huis ? Het is nog vroeg, we kunnen nog een rondje maken met de taxi. De
chauffeur van een eerdere rit wordt gebeld, hij is er al binnen de tien
minuten. We vragen een ritje naar Maia, wetende dat we dan langs de bergweg
moeten, waarvan een deel ingestort schijnt te zijn en waar Laurinda niet
naartoe wilde. De man reageert er niet op en we vertrekken. Op een gegeven
moment is de linker rijstrook inderdaad over zo’n tien meter in de diepte
verdwenen. Van onze rechter rijstrook blijft zeker 2/3° over, hij rijdt
voorzichtig langs het mobiele hek, het is gewoon geen probleem. In Maia kan ik
hem verleiden tot een café-bezoek. Het is plezant met de oude mannekes en de
oude uitbaatster te praten en ze kennen de chauffeur natuurlijk. We merken op
dat hier toch wel enkele grote villa’s staan. Van emigranten, klinkt het in
koor. En ze vertellen dat dit dorp zeker 100 huizen telt, maar dat er daarvan
na het zomerseizoen maar zeven permanent bewoond zijn. Die zeven letten op de
andere huizen van de dorpsgenoten uit de VS en Canada. De chauffeur heeft er
plezier in, hij wil ons nog een extra rondje rijden naar de waterval van 105 m.
hoog, maar die hadden we al gezien met Laurinda. Naar huis dus. In het
hoofdstadje slaan we ogenschijnlijk een verkeerde richting in. Plots stopt de
auto en fier wijst de man : Hier wonen wij ! En dat daar is mijn vrouw, die
kennen jullie wel van het hotel ! Ze komt meteen toegelopen en reageert
enthousiast. De dochter van 14 wil ook weten wat er gaande is en moet zich
bedwingen om het hoofd niet door het raampje naar binnen te steken. We rijden
door, de man wijst nog op een mooie, kleine villa. Te koop, net iets voor jullie, lacht hij, dan worden we buren. We worden aan het hotel afgezet en rekenen af.
De prijs van deze rit durf ik niet te vermelden, zo goedkoop.
De parking
is bomvol, de reserveparking ook, het feestvolk is aangekomen. Het lopend buffet
loopt zelfs al naar het einde. Mannen in wit hemd en stropdas - jasje toch al
afgelegd - , dames in vol ornaat in het lang en met vele en chique juwelen, een
paar verveelde mannen die afleiding zoeken in hun smartphone en kinderen, die
ondanks hun feestpak pret maken als kinderen. We kijken geïnteresseerd rond
maar sluipen bezweet en in onze bergschoenen dan toch maar naar de kamer. In
het voorbijgaan loeren we binnen in de ontbijtzaal, waar een enorm
dessertenbuffet is opgesteld. Een dame op leeftijd hangt tegen de toegangsdeur.
Ze werpt ons een lodderige blik toe en doddelt, met doorrookte stem en een tong
stijf van de gin-tónico : take what you want guys. Haar schitterende
zijden jurk kan de schijn niet redden.
Nu snappen
we het. Emigranten ! En die hebben verlangd dat hun kinderen zouden trouwen op
het moedereiland van de ouders. Het moet toch wat zijn, uit Toronto of Winnipeg
overkomen voor de jaarlijkse reünie met het thuisland en daar dan je kinderen
zien trouwen. Maar de meeste emigranten lijken ons aan de oudere kant. Dat
klopt, weet een hotelbediende, de jongeren zijn niet meer zo gehecht aan het
kleine eiland van hun ouders. Er is geen dansfeest en geen lawaai. De gesloten
tussendeuren houden het bovendien voor ons leef- en slaapbaar, en de tuin is
blijkbaar verboden gebied voor de feestvierders om de andere gasten niet te
storen. De volgende ochtend bij het ontbijt is de hele feestzaal al opgeruimd.
Iedereen is ook al verdwenen, waar is dat grote gezelschap naartoe want ’s
nachts zijn er toch geen vluchten ?! O
ja, naar hun eigen huizen natuurlijk ! Ik hoop wel nog in de ontbijtzaal de
restanten van het dessertenbuffet aan te treffen, maar noppes, alles opgeruimd.
Dan verschijnen Chalita en Joana, nu in sportieve tenue, ze hebben hier blijkbaar
overnacht. Wat zijn ze piepjong. Onze beurt om te feliciteren en hen een rijk
en gelukkig leven toe te wensen. Met veel kinderen, wil ik er nog aan
toevoegen, maar een por in mijn zij doet mij deze stichtende woorden inslikken.
Laurinda
haalt ons op voor de luchthaven. Ze reageert gespeeld kwaad als we haar ons
avontuur langs de zuidkust vertellen. In de volle hitte van de dag,
toeristen zeker ?, plaagt ze. En ze neemt ons nog mee voor een laatste
korte rit langs het haventje. Aan de luchthaven wijst ze op de twee
verkeerstorens. De nieuwe in beton pal naast de oude in hout. Het is een
aandoenlijk gezicht. De oude wordt gerenoveerd, weet ze. Tot binnenkort, zegt
ze terwijl ze ons diep in de ogen kijkt, ons nog een boekje over het eiland
meegeeft en er gekust wordt. Ze beseft dat we hier niet zo vlug zullen
terugkeren. Maar het eiland heeft iets.
Het is nog
echt.
Herman van
Schoten, Ponta Delgada, Azoren, Portugal, 14/08/2012.
alle rechten voorbehouden : Herman van Schoten.
Geen opmerkingen:
Een reactie posten