Monchique : een naam die klinkt als een klok
in het binnenland van de Portugese Algarve. De B+B bevindt zich een paar kms.
verder de berg op naar Fóia.
Maar de Fiat Punto blijkt al snel het kneusje onder de huurauto’s. Het ding
trekt voor geen meter. De smalle privé aanloopweg naar het hotel, op 550
m. hoogte op de zuidflank van de Fóia - hoogste punt van de Algarve
op 902 m. - is een test. We halen het drie keer achtereen niet, ik durf ook
geen vol gas geven omdat de volgende bocht van beneden af onoverzienbaar is. We
beslissen de auto een eindje achteruit te laten bollen, geen probleem want dat
doet hij toch al wegens gebrekkige handrem. Dan maar tegelijk voet- en handrem
op, motor laten brullen in de één,
alles los en weg ! En ja, we halen die lastige haakse bocht naar rechts,
schieten verder, ontwijken een boom die ongevraagd half op het weggetje staat
en staan weer stil omdat het vervolg weer niet te overzien is. We brullen weer
en daar schieten we omhoog tot een scherpe, steile en smalle bocht naar links,
maar uit veiligheid rijden we rechtdoor het zandpad op. Na wat maneuvreren
achteruit en vooruit staat de auto eindelijk klaar voor de laatste klim. Met
loeiende motor bereiken we het hotel Vilafóia.
De receptiedame staat ons uitnodigend op te wachten : Ja, ik dacht dat ik een auto had gehoord. Ze heet Laila en ze leidt ons een uur lang rond in het kleine hotel, babbelend en taterend en het is aangenaam. Laila blijkt een perfecte gastvrouw te zijn, die ook nog vlot overschakelt van Portugees naar Duits naar Nederlands naar Engels en naar Spaans. Heeft drie jaar in Tilburg gewerkt om centjes te verdienen en spreekt een haast perfect Nederlands. Wel met Hollandse wendingen, toch ?!
De receptiedame staat ons uitnodigend op te wachten : Ja, ik dacht dat ik een auto had gehoord. Ze heet Laila en ze leidt ons een uur lang rond in het kleine hotel, babbelend en taterend en het is aangenaam. Laila blijkt een perfecte gastvrouw te zijn, die ook nog vlot overschakelt van Portugees naar Duits naar Nederlands naar Engels en naar Spaans. Heeft drie jaar in Tilburg gewerkt om centjes te verdienen en spreekt een haast perfect Nederlands. Wel met Hollandse wendingen, toch ?!
Het uitzicht is magistraal : de
kustlijn presenteert zich in de verte en ‘s avonds blinken daar tienduizenden
lichtjes. De ligging is een schot in de roos. Het hotel dateert van 2009, nieuw
gebouwd na de verwoestende brand op deze berg in 2004. Het is een luchtig
gebouw met grote terrassen, efficiënt en comfortabel, maar geen grote luxe. Net
goed dus ! Het is een B+B, om 17 uur verdwijnt de staf en moet je zelf de
voordeur openen en afsluiten. Je moet ook drank halen in de supermarkt als je
‘s avonds wat anders wil dan koffie, thee of fris. Er is weinig volk, de lucht
trilt van de warmte, de vogels houden zich stil, een kunstmatig vijvertje loopt
klaterend over in een lager bekken, het zwembad ligt er uitnodigend bij. Maar elke keer met onze Italiaanse luxe-auto die berg op en af ?
We wonen nu dus tijdelijk in
Monchique, een gemeente met 5.000 inwoners, waarvan 1.000 buitenlanders. Voor
de kusttoeristen is hier weinig te beleven, ze rijden de berg op tot helemaal
boven, rapen wat keitjes en leggen die opeen als een merkteken, want dat hebben
er hen al zovelen voorgedaan. Dan struinen ze nog wat door de souvenirwinkel,
kijken nog eens rond over het weidse panorama, zeggen mooi en spoeden zich weer naar beneden. Het dorpscentrum van
Monchique stelt niets voor. Net daarom vinden wij het leuk, achter een glas op
het terras van het café.
We kijken mee met de stamgasten de auto’s achterna, die rond ons pleintje rijden
om dan naar boven te schieten, richting Foía : wie zou dat wel zijn ?! Geregeld toetert
en wuift een chauffeur, maar ik mag van mijn wettelijke wederhelft niet
terugwuiven : doe het niet hoor !
We gaan uit eten in het eerste
restaurant dat we tegenkomen. Het uitzicht van op het terras is bijna even
spectaculair als bij ons. Het eten is zonder meer goed, al is er geen vis. Bij
het weggaan wil ik door het restaurant naar buiten, maar een Nederlandse man
doet teken : je kan ook van het terras rechtstreeks naar buiten. We praten
even, de man nodigt ons aan hun tafeltje en we praten gezellig. Hij verneemt dat
we op zoek zijn naar een huis voor de winter en haalt er de eigenaar bij,
Senhor José.
Die neemt ons apart aan een tafeltje en toont op zijn tablet de foto’s van zijn
nieuwe huis, de man is zo fier als een gieter. We spreken af eens af te spreken
en zo geraken we weg. Dan geeft onze nieuwe Nederlandse vriend zijn
telefoonnummer, om eens samen te gaan
eten. Zijn Aziatische vrouw reageert prompt : dat doet hij nooit bij vreemden !
Na deze verrassende kennismaking tuffen we huiswaarts. Maar ja, we
moeten die berg nog op. Aan de afslag naar ons hotel stop ik, zet de auto in de
één,
laat de motor loeien, we zijn klaar voor een nieuwe testrit. Beschut door de
duisternis zodat we de gevaren minder zien en geholpen door de volle maan geef
ik vol gas en we schieten in een lange sprint de berg op, zigzaggen tussen de
bomen door, nemen de laatste steile blinde bocht als volleerd rallyrijder en
komen probleemloos boven aan. Ik stap uit, kijk tevreden rond en trek voldaan
aan de kraag van mijn hemd : heb ik dat goed rechtgezet. Natuurlijk, we kenden
het baantje nu al en toegegeven, de fles wijn zorgde ook voor extra gas. Mijn
passagier zegt alleen : heb je de sleutel
?
Het is warm, 35-36°. De mensen zeggen eindelijk. Tot de vorige week was de
zomer niet veel zaaks en het voorjaar al helemaal niet. Regen, wind, kou, het
slechtste voorjaar in jaren.
Maar nu is het te warm voor lange
wandelingen. We slenteren wat rond met de auto en komen terecht aan de
westkust. Wild en doorgaans verlaten in de winter, maar nu treffen we een volle
parking en een strandtentje dat open is : praia da amoreira. Het is een breed
zandstrand tussen twee opgeschoten oevers. Er staat een deugddoende bries, de
strandwandeling gaat een eind landinwaarts langs de rivier die hier snel langs
de afbrokkelende oever schuurt om maar zo vlug mogelijk de zee te bereiken. Het
rivierwater wil de zee in en botst op de tegenstroom want het is vloed. Een
vader met zijn dochtertje zitten in het rivierwater en samen graven ze een
tunnel in de oever. Hun hond wil ook meedoen en doet de tunnel instorten. Dan
krijgt hij een andere loebas in de verte in de gaten. Ze staan even stokstijf
te loeren en schieten dan als wervelwinden op elkaar af. Het ziet er spannend
uit maar ze blijken van een bevriende stam te zijn en roken een speelse
vredespijp. Maar dan rennen ze samen recht op ons af, ze willen zich kletsnat
tegen onze benen komen droogwrijven en dat hebben wij op het reisbureau niet
besteld. Een gezette moeder in bikini stapt op het zandkasteel van haar
dochtertje af en verzamelt haar plastieken speeltjes. Een jongetje gaat op in
de kinderlijke fratsen van zijn papa, wiens collega’s dit gelukkig niet zien.
Eigentijdse jongelui verhuren surfplanken en dat trekt mooie meisjes aan. In de
strandtent drinkt een opgedirkt koppel gin-tónico. Een andere man
ondervraagt de ober geleerd over het etiket van zijn wijnfles. De ober weet het
ook niet, ze hebben hem die fles gegeven en die schenkt hij uit, maar gelaten
als een volleerd Portugese ober ondergaat hij het toneelstuk geduldig.
‘s Avonds bekomen we van de
vermoeiende dag op het stille terras van het hotel. Alleen het geluid van
water, dat zich gezapig in het aangelegde bekken laat vallen, anders niets. Aan
de zijkant van het terras zijn mieren druk doende terrein te bezetten. Ze zijn
groot, bijna een centimeter, echt groot. De hemel is nog altijd blauw, de zon
schijnt nog op de overkant van de vallei beneden ons en op de kustplaatsen
Lagos en Portimão.
Straks baden die in tienduizenden lichtjes, maar nu zie je nog de grens tussen
land en oceaan. Die lichtjes zijn een mysterie. Stadslampen blijven toch gewoon
de hele tijd branden ? Waarom gaan die duizenden lichtjes dan de hele tijd aan
en uit ?!
De stilte wordt verstoord door
een oudere Engelsman in korte broek, die geheimzinnig in het gras knielt en
gewapend blijkt met een fotoapparaat. Voorzichtig beweeg ik me naar hem toe,
kniel naast hem neer en kijk hem vragend aan. Hij legt de wijsvinger op de
lippen en fluistert frogs en daar schiet warempel
een reuzenkikker weg. De man klikt en klikt en zegt berustend : he’s gone. Dan spoelt hij terug en toont mij zijn vangst : 4
foto’s van een kikker. Mijn vrouw zal
tevreden zijn, grinnikt hij voldaan, daarmee de relatiepsychologen voor een
raadsel zettend. De man schat de kikker op 10 tot 15 cm. en de laatste foto is
helemaal prijs : het kleine monster kijkt pal en verrast in de lens, al wil het
zeggen : ik doe dit ook maar voor de kost.
Ik voel aan dat van mij ook een
bijdrage wordt verwacht en zeg : we
noemen hem Charly ! De man kijkt me gnuivend en dankbaar aan, waarop ik het
helemaal afmaak : Charly, the superfrog
!
Herman van Schoten, Monchique, 16/05/2014.
alle rechten voorbehouden : Herman van Schoten.
Geen opmerkingen:
Een reactie posten