De jeugd heeft de toekomst maar heeft de toekomst
ook nog een jeugd ?
In mijn puberjeugd zat mijn schamele bezit in een
persoonlijk kastje op de slaapzaal van het internaat. Mijn belangrijkste bezit
hing aan de binnenkant van het dunne deurtje. Het was een foto van Conny
Froboess. Zij had mijn hart veroverd om haar liedje over Zwei Kleine Italiener
en omdat ze zo mooi en puur was. Daaronder hing een gedicht over Wankja. Dat
ging als volgt :
Zeven
zonen had moeder :
Allen heetten Peter,
Allen heetten Peter,
Behalve Wankja die Iwan heette.
Allen
konden werken :
Een was geitenhoeder,
Een was geitenhoeder,
Een vlocht sandalen,
Een zelfs bouwde kerken,
Maar Iwan die Wankja heette,
Wilde niet werken.
Een zelfs bouwde kerken,
Maar Iwan die Wankja heette,
Wilde niet werken.
Op een
steen in de zon gezeten
Bespeelde hij zijn schalmei.
Bespeelde hij zijn schalmei.
O mijn
lieve,
Mijn lustige,
Laat mij spelen.
In de schaduw van mijn
Korte rustige vallei.
Laat andren werken,
Sandalen maken of kerken.
Wankja heeft genoeg aan zijn schalmei.
Mijn lustige,
Laat mij spelen.
In de schaduw van mijn
Korte rustige vallei.
Laat andren werken,
Sandalen maken of kerken.
Wankja heeft genoeg aan zijn schalmei.
Het gedicht was van de hand van Jan Slauerhoff,
wiens foto er echter niet naast hing, dat kon ik Conny Froboess niet aandoen.
Het gedicht drukte de absolute gevoelens uit van een pril en romantisch
jongenshart.
In hogere sferen spelen op de schalmei bleek echter
in mijn verdere leven niet zo op prijs te worden gesteld door omgeving en
samenleving. Er moest aangepakt worden, studeren of werken. Dat werd mij recent
nog eens ingewreven door de vriendelijke dame van de bloemenwinkel in Schoten.
Ze kondigde aan te zullen sluiten omdat zij geen personeel vindt voor haar
zaak, die per definitie haar omzet in het weekeinde maakt. Jongeren willen niet meer werken meneer. Hetzelfde verhaal van een
bakker in een dorp verderop; hij zal noodgedwongen sluiten op zondag, nochtans
de wekelijkse hoogdag voor Vlaamse bakkers, waarop mannen trouw het ritueel
beoefenen van geduldig op straat aanschuiven voor de warme broodjes en
croissants en koffiekoeken en kramiek, terwijl vrouwlief nog in bed ligt. Een
uitbater van een supermarkt bevestigde het lauwe arbeidsethos van een zekere
jeugd. Je mag ze niet meer commanderen en
als het ze niet zint, komen ze niet opdagen.
Eminent cultuurfilosoof George Steiner is al
evenmin mals voor de jeugd, maar om een andere reden. Het tokkelen op de
schalmei is vervangen door tokkelen op de smartphone. Jongeren werken en relaxen, maar ideeën en utopieën,
neen. Het is een generatie die zich laat afleiden in oppervlakkig vertier.
Computerspelletjes, elektronische gadgets, Facebook en andere interfaces als
levensdraad. Brood en spelen in de overtreffende trap. Wat moet er van een
land, van een cultuur, van een beschaving worden met een generatie, die niet
meer weet waar ze vandaan komt en wellicht ook geen idee heeft waar ze naartoe
wil ? Een generatie die zich laat leven op de impulsen van een commerciële
cultuur, aangedreven door winstbejag ? Een generatie die instinctief leeft in
het hier en nu, zonder grote streefdoelen noch idealen ? Een generatie die de
indruk wekt te leven in geestelijke leegte, als een halve mens, alsof ze
terugkeert in de evolutie ?
Ik vond Steiner een cultuurpessimist. Was hij niet
mee met deze tijd ? Zijn hoge leeftijd bij dit fatwa over de jeugd is een
excuus, toegegeven. Maar ongenuanceerd inhakken op de jeugd die per definitie
de toekomst heeft, wekt het vermoeden van nostalgie naar een voltooid verleden
tijd, die altijd beter wordt voorgesteld dan hij in werkelijkheid was.
Of heeft hij misschien toch een punt ?
Jongeren gooien me voor de voeten dat mijn
generatie hen heeft opgescheept met grote staatsschulden. Mijn generatie heeft
hun toekomst deels opgegeten. Ons potverteren breekt hen zuur op. Terwijl wij
royaal leven van een ruimhartig pensioen, moeten zij werken tot 67 jaar, aan
arbeidscontracten zonder rechtszekerheid, in een economie waarin een dubbel
inkomen noodzakelijk is voor een goed leven, aan een tempo dat zowel het
lichaam als de geest schroeit en extra uren of doorwerken thuis normaal wordt
bevonden. Plus een gezin op poten zetten, een huis bouwen, op vakantie gaan,
elk gezinslid zijn hobby, familie en vrienden, kortom : de dag is te kort voor
de optelsom van deze ambities. Begin er maar aan.
De conclusie van George Steiner over de
jongeren is hard en ongenuanceerd. Hij ziet de achtergrond niet van hun
uitgangssituatie. Zij zijn geboren en getogen in het ik-tijdperk, hun hoofd is
van kinds af aan volgegoten met ik en met elektronica. De tijdsgeest is niet
denken maar consumeren.
Maar, is dat een excuus ? Misschien toch niet want
een zelfbewuste en moedige jongere kan daar bovenuit stijgen, net als wij onze
erbarmelijke jeugd in een verstikkend Vlaanderen zijn ontstegen. Maar het geeft
wel begrip voor hun situatie. Ouderen, die ik spreek, zeggen haast in koor : ik zou nu niet jong willen zijn. Dat
zegt veel over henzelf natuurlijk, maar toch ook iets over het huidige
tijdsgewricht.
Jongeren zetten zich af tegen ouderen. Het verwijt
van ouderwets en gepasseerd is hun klassieke verwijt. Het is een uitvlucht.
Doorheen een Amerikaanse bril is de jeugd compromisloos, illusieloos,
realistisch. Vanuit de Europese geest is de jeugd materialistisch en
defaitistisch. Misschien heeft Fukuyama gelijk, niet met zijn voorspelling van
het einde van de geschiedenis, maar met een variant erop : het einde van de
beschaving.
Het cultuurpessimisme van Steiner - ik zeg het
ongaarne - is helaas gefundeerd. De Amerikaanse consumptiezondvloed is over de
wereld gegaan en is niet meer te temmen. Europa naar de uitgang ? Dat is
wellicht wat kort door de bocht. Maar hoe dan ook beleven we een terugval in
cultuur en beschaving, zeker in het westen. De cultuurbarbaren hebben het
publieke domein bezet, de media en de straat zijn het bewijs. Terugtrekken in
je beschermde getto voor wie het kan, is het nieuwe ordewoord.
En de jongeren ? Niet zeuren en keihard werken is
hun lot. Daarom dat een goede privé-relatie misschien nog belangrijker is dan
vroeger. En natuurlijk, de jeugd heeft nu mogelijkheden om de wereld te
verkennen, waarvan mijn generatie alleen maar kon dromen. Zo slecht is het dan
toch niet. Nu jong zijn ? Mits keihard aanpakken gaat de wereld open ! Jazeker
!
Herman van Schoten, Lagos, 23/01/2017.
alle
rechten voorbehouden : Herman van Schoten.
Geen opmerkingen:
Een reactie posten