Translate

213. WARME REK !

Elk jaar, zo tegen half augustus aan, krijg ik het weer. De begeerte neemt bezit van me, mijn tong wordt vochtig, het lijkt wel een pavlovreactie. Het gebeurde zelfs - maar niet elk jaar hoor, zo erg is het nu ook weer niet - dat ik ’s nachts wakker schrok, rechtop ging zitten en luidop zei : warme rek ! Kijk, het hoge woord is eruit, daar draait de maand augustus toch om ! Half Oogst, de 15° dus, is ook nog een hoogdag. In de Antwerpse Kempen is het dan moederdag ! En kermis ! 

Wat een herinneringen ! De kermis van Turnhout was een grote kermis met wel 70 kramen. Goed, andere steden zullen de erkenning opeisen dat zij de grootste hebben. Antwerpen, Hasselt, Oostende, om er een paar te noemen. Grote kermissen inderdaad, maar er is maar één kermis van Turnhout ! 

Als jongen mocht ik er naartoe met mijn ouders en mijn zusje, maar ook alleen en dat was een ongewone gunst. Ik kreeg zelfs zakgeld mee ! De verwondering als kind van al dat ongewone, buitengewone en fantastische, dat blijft je je hele leven bij. Kind zijn is de tijd van verwondering. Volwassenen die nog verwonderd kunnen zijn, dat is mooi, zij hebben nog een beetje kind in zich ! 

De sensaties overspoelden me. De kakkewalk bijvoorbeeld. Je moet je evenwicht zien te houden op onregelmatige roltrappen, je staande houden op een trillende vloer, je naar beneden laten vallen en gelijk rechtop staan, een bibberend brugje over zien te geraken. En vooral : laten zien dat je dat allemaal kan, vooral aan de gillende en kirrende meiden. De cakewalk, cultureel erfgoed ! Schijnt te zijn uitgevonden in Bergen-op-Zoom, bakermat èn winterverblijf van foorkramers. 

De loterijkramen, vond ik niks aan. De grootste had een opdringerige Franstalige presentator aan de microfoon : altijd prijs altijd gewonnen, de spelders zijn de winders ! Ik geloofde er niets van. Wat je kon winnen waren prullaria, of een beer die veel te groot was. 

De viskraampjes voor kleine kinderen. Plastieken visjes dreven in een waterbak aan je voorbij en je mocht er vijf aan het haakje slaan. Saai en braaf. Voor de allerkleinsten. 

De schiettenten, dat was al beter. Ik schoot er nogal eens naast, tot ik ontdekte dat de loop van die geweren scheef stond. Nu ga ik niet overdrijven door te zeggen dat deze vaststelling mijn geloof in de mensheid heeft aangetast, maar eigenlijk, ja, toch wel een klein beetje. 

De rups ! Snelheid en sensatie ! En vooral, halverwege ging de kap dicht ! Maar ja, ik had geen vriendinnetje om het samen te doen, dus ging ik daar jaloers aan voorbij. De rups, pff…

De botsautokes natuurlijk. Daar kon je in je eentje je gang gaan. Sommige jongens vonden het geweldig zoveel mogelijk te botsen, liefst met meisjes. Ik niet, mijn specialiteit was rond te rijden om de andere autootjes te mijden, niet botsen ! De muziek blijft bij : Neil Sedaka en Elvis Presley, ze hadden een abonnement ! 

Mijn zusje introduceerde me bij de grijperkes. Je moest een grijper dirigeren om lekkers te vangen. Zij was er erg bedreven in. Mij ging het wat minder af, maar ja, ik was nog in opleiding. Geregeld gebeurde het dat ik prijs had, maar als ik de grijper vervolgers naar de schuif dirigeerde, liet hij de vangst nog vaak vallen. Dat vond ik niet eerlijk. Al doende leerde je dat je bij de ene tent sneller prijs had dan in de andere. Kwatongen beweerden dat de uitbater zijn grijpers kon manipuleren, een vaste greep bij weinig toeloop en een losse op topmomenten. Is moeilijk te geloven, kon dat al in die tijd ? Een tijdje geleden, bij het opruimen, vond ik warempel nog 14 jetons van iets ! Of ik die nog kan verzilveren ? 

De ouderwetse paardenmolen met op en neer dansende paardjes. Hoogtepunt voor de kindjes maar ook voor ouderen. Elk jaar weer vraag je je af : staat-ie er nog ? Hij is oud en zeer goed onderhouden. De paardenmolen is nostalgie ! En dan de floche ! De uitbater liet een soort kwast op en neer gaan en wie hem grijpen kon, kreeg een rit gratis. Daar was ik goed in. Maar als de uitbater merkte dat je die floche te dikwijls pakte, trok hij ze omhoog bij elk rondje dat je maakte. Ik ontwikkelde een truc. Deed een keer of twee niet mee, verwisselde van paard, keek zogezegd naar het publiek en loerde naar de flochenman en hup, daar had ik hem weer ! Voor de kindjes was de paardenmolen de hemel op aarde, voor mij werd het een wedstrijd flochen pakken. 

De rondjes met levende ezels en paardjes was niks voor mij. Stinken dat het deed. En die arme beestjes, daar had ik medelijden mee. Ik vond er ook niks aan, op de rug van zo’n deerniswekkend dier. Bestaat het nog ? 

Dobbelewitjes ! Je mocht aan een rad draaien en waar de pijl stilviel, daar stond aangegeven op hoeveel dobbelewitjes je recht had ! Het waren mini-koekjes, een op papier gebakken druppel eigenlijk, een feest voor het kind ! Je graaide snel de bolletjes van het papier en kreeg ook wel wat papier mee naar binnnen. Niet allemaal in een keer opeten hoor, vermaande mijn moeder en gelijk had ze, je moest nog wat overhouden voor thuis. 

Smoutebollen ! Een heerlijkheid, waarbij de poedersuiker op je kleren viel. Ze moeten warm worden gegeten, niet zoals in Portugal en Spanje, waar ze in een soort kroketvorm koud worden aangeboden. Ik twijfelde altijd tussen smoutebollen en friet, kiezen was toen al niet makkelijk… 

De jaarlijkse kermis was ook een familiefeest. De begoede bourgeoisie maakte er een festijn van. Jan van Noordhoven (1) brengt het relaas van een feestmaaltijd in het Antwerpse voor wel 40 personen : bouillon met ballekens, bouchées à la Reine, Côtelette d’agneau à la Parisienne, Canetons à la Richelieu, Buissons de Homard, Gateaux, Fruits, alles opgediend door malsche meiden. Later op de avond was er nog kalfskop à la vinaigrette, bedoeld om de mensen opnieuw dorst te laten krijgen. Elke plat gaat in het boek vergezeld van ontboezemingen allerhande, bijvoorbeeld : Volgens het schijnt, zit Pierre van Brouwer Droogmans veel in ’t Spieke tegenwoordig. Siska is nog jong en zit veel alleen; haar man is aan den ijzerenweg en staat overandere week met den nacht. Ze is toch zoo bang alleen ’s nachts, zegt ze. 

Nog een : de schoenmaker van Oostmeerbeek, als hij iets vertelt, heeft hij de gewoonte te eindigen met : “wat zegt ge daarvan ?” Toen hij laatst met Kerstmis bij den pastoor van ’t dorp, die een geestige geestelijke is, te biechten ging, zei de schoenmaker onbedacht en uit gewoonte, na zijne zonden met een oprecht berouw gebiecht te hebben :“wat zegt ge daarvan ?” “Mijn vriend”, antwoordde de pastoor schalks, “voor uw penitentie zult ge een handvol gedroogde erwten van uwen zolder halen, ze in uw blokken leggen en daar een uur op marcheren, wat zegt ge daarvan ?” De biechteling was niet van zijn melk : “ik zal de erwten eerst koken, mijnheer Pastoor, wat zegt ge daarvan ?”

Er zit ook levenswijsheid in dat boek. De tijd zift de faam der voorouders, het goede blijft op de zeef en wordt steeds overgeleverd van het ene geslacht tot het andere. Het kaf valt verloren : dat is het kwade, het wordt door de nakomelingen eerst verzwegen en daarna vergeten. 

Bij ons thuis ging het er zo rijkelijk niet aan toe, wij waren van gewone komaf. Ik was als een kind zo blij als mijn moeder me tijdens deze veertiendaagse tweemaal geld gaf om bij de bakker in de straat een pak Cremers wafelen te kopen ! Dat was al buitenissig genoeg. 

Nu vraagt u zich af, komt er nog wat van ?! Van die warme rek ! Ik zal u het geheim onthullen, als dank voor uw trouw ! Wel, het is een specialiteit van de Antwerpse Kempen. Het is kandijstroop, kristalsuiker en druivensuiker, aan de kook gebracht tot een kleverige massa, nog warm een flink aantal keer uitgerokken tot dikke strengen, die met de schaar in hapklare brokjes werden geknipt. Dat moet snel gebeuren want als ze koud worden kan je ze niet meer knippen. Inpakken in boterpapier. Het is zoet en keihard, wat moet je als kind nog meer ! Na mijn verhuizing had mijn zusje de gewoonte er jaarlijks voor mij te kopen. Elk jaar in augustus wachtte ik erop. Toen het een keer uitbleef, belde ik haar : nee broer, ik heb het, we moeten alleen nog afspreken ! Elders in het land en ook aan de kust hebben ze dat niet, maar wel iets dat erop lijkt : babelutten, babbelaars dus. Niet slecht, maar babelutten bevatten boter en is een gecommercialiseerd product, het hele jaar door verkrijgbaar. Een vervanger bij gebrek aan het betere werk…

Tot slot een welgemeende goede raad : niet namaken hoor ! Ga naar de Turnhoutse foor – helaas niet in dit coronajaar - , als ze het daar niet hebben bestaat het niet meer ! 

Noot :

(1) : Noordhoven, J. Van, Tusschen Pot en Pint, Ignis, Brussel, zonder datum, ergens tussen 1914 en 1918. 

Herman van Schoten, Schoten, België, 09/08/2020.

Alle rechten voorbehouden : vanschotenherman@gmail.com.

Geen opmerkingen:

Een reactie posten