Translate

268. ER WAS EENS EEN WRATTENZWIJN...

 

Er was eens een wrattenzwijn dat anders was. Het was nochtans goed opgevoed en had van ouders en familie alles geleerd wat nodig was om te overleven. Het had het gezin verlaten, zodra moeder dat nodig had gevonden, zoals gebruikelijk bij mannelijke nakomelingen. Het deelde een hol met andere uitgestoten jonge mannetjes en bereidde zich voor op het stichten van een eigen gezin. Het at wat alle wrattenzwijnen eten : gras, bladeren, vruchten, knollen, larven, alles eigenlijk wat eetbaar was. Hij ging het hol altijd achteruit in, om niet verrast te worden door de vijand. De grootste vijand was de leeuw, die echter aarzelde bij het zien van die gevaarlijke slagtanden. De leeuw wachtte geduldig tot de verdediging verslapte. Dat gebeurde bij het eten, wanneer het wrattenzwijn door de voorpoten boog en vooral ook bij de wasbeurt in modderpoelen. Zich rondwentelen in de modder, op de rug, met de poten omhoog, dat was het grote genot ! Het was als zonnen op het strand en dan weer even de zee in, van die andere, rechtopstaande varkens. Dat was leven ! Even de zorgen vergeten en je laten gaan in de modder ! En het was ook nog goed voor de huid. De knorrende geluiden gingen soms zelfs over in gepiep, een hoogtepunt, waarbij je alles even vergat ….


Ons wrattenzwijn echter deed dat niet. Het had nochtans geen gelofte afgelegd en was evenmin van de verkeerde kant, maar had zijn ogen de kost gegeven en een nuchtere conclusie getrokken. Het zich ongeremd laten gaan in de modderpoel werd meer dan eens een collega fataal, want dan sloeg de leeuw toe. Met alle wrattenzwijnen, dacht het, maar niet met mij ! En daarom ontzegde het zich het grote plezier van het modderbad. Het werd erom geprezen. Iemand die bewust afziet van de geneugten van het leven en zich wijdt aan stichtelijk voorbeeldgedrag voor de anderen ! Het werd er niet arrogant door, het bleef zijn nuchtere en bescheiden zelf. Laat anderen maar genieten en gevaar lopen, ik krijg mijn beloning later ! Ons wrattenzwijn beeldde zich een andere wereld in, waarin wrattenzwijnen, die oppassend geleefd hadden, beloond werden met 49 jonge en maagdelijke wrattenzwijntjes, een vooruitzicht om van te watertanden. Het aantal was niet toevallig, door zijn beperkt denkraam had het niet verder leren tellen. Natuurlijk, de huid ging er niet op vooruit zonder modderbad, het nam de gewoonte aan zich te schuren aan collega’s, die net uit de modderpoel waren gekomen. Het was behelpen, maar het ging. Enkele jonge zwijntjes joegen hem van zich af, zij waren er niet van gediend, maar ja, hij mocht toch ook wat ?! Als hij de verleidelijke geur van vrouwtjes gewaar werd, schoot hij erop af. Maar ze wilden hem niet, zo’n apart geval, omdat hij anders was. De andere mannetjes uit zijn hol hadden wel succes en verdwenen om eigen kroost te maken. Zo bleef hij alleen achter en dat was op zich niet abnormaal, want volwassen mannetjes leefden solitair. Hij ondernam nog een actie om collega’s te mobiliseren voor een betoging, want wrattenzwijn was toch haast een scheldwoord en dat moest eruit. Zeg niet wrattenzwijn, zeg knobbelzwijn ! Het was even opflakkerend nieuws in de varkensgazet, maar de andere diersoorten bleven hen laatdunkend bekijken, hier was meer voorlichting nodig. Het wrattenzwijn vereenzaamde en vond de prijs voor de beloning hoog. 


Het had visioenen van die uitgestelde beloning. Maar ook gewetensproblemen. Als hij een echtgenote zou vinden, hoe zou die reageren op die 49 maagden ? Zou ze zich niet achtergesteld voelen ? En er was ook een praktisch probleem want waar zouden die maagden vandaan blijven komen ? Hoe ouder het werd, hoe meer het ging twijfelen. Zou dat tweede leven echt bestaan, zou het, na een leven van oppassen en het goede voorbeeld, werkelijk beloond worden ? Een garantie was er niet, alleen een vaste overtuiging, die soms aan het wankelen ging, als het collega’s zag die volop van de modderpoel genoten en toch in leven bleven, want de leeuw kon niet alle badende zwijnen opeten. Dat was de beproeving die hij moest doorstaan. Het was een eerbaar en verheven leven, maar eenzaam en zonder pret. Had het zin een tweede en derde hol te bouwen voor mogelijk onheil en een voedselvoorraad aan te leggen voor de winter ? De jongeren keken hem zelfs spottend aan, zij leefden onbekommerd in die heerlijke poelen en wat morgen kwam zouden ze morgen wel zien. 



Zo werd het een stil, in zichzelf gekeerd oud wrattenzwijn. Was zijn leven een begoocheling geweest ? Jonge zwijntjes waren zich van geen risico bewust, namen het risico van de leeuw erbij. Als ze pech hadden, was het gedaan, maar dan hadden ze tenminste geleefd ! 


Met deze overpeinzingen sliep het op een avond in en werd niet meer wakker. Of zijn droom uitkwam zullen we nooit weten. 


Herman van Schoten, Schoten, België, 11/10/2021.

Alle rechten voorbehouden : vanschotenherman@gmail.com.


Geen opmerkingen:

Een reactie posten