Clarice Lispector (1)
onderscheidt twee manieren van wenen. Slecht wenen noemt zij de onophoudelijke
stroom tranen, zoals van een kind dat iets niet krijgt. Deze tranen luchten
niet op, ze putten je uit. Vermoedelijk bedoelt ze egoïstisch huilen, om aandacht,
dat geen consideratie verdient. Goed wenen daarentegen is respect hebben voor
je zwakte. Milde tranen, van legitiem verdriet. Hier bedoelt ze wellicht
verdriet omwille van verlies of tegenslag of ongeluk, ik vul het voor haar in.
Ik denk dat ik
haar begrijp, maar toch. Haar eerste soort, het egoïstisch wenen, als chantage
zeg maar, tel ik niet mee. Waardoor deze indeling irrelevant wordt. Ik ben dan
ook van een andere ween-school. Mijn onderscheid is fysiek versus geestelijk
wenen. Of, als u verkiest, uitwendig tegenover inwendig wenen.
Fysiek wenen is
tranen storten. Tranen met tuiten of zachtjes doorhuilen. Vergelijkbaar met
regen : een gezapig buitje, stortregen, een orkaan. Dat doet iedereen wel eens,
veronderstel ik, al zullen sommige mensen dat alleen in het verborgene doen.
Anderen beschouwen publiekelijk weeklagen dan weer als maatschappelijke norm,
bijvoorbeeld bij persoonlijke rampen in Arabische en Afrikaanse landen. Het
lijkt er soms op dat aan het volume van het geween en zelfbeklag de mate van
verdriet kan worden afgelezen. Hoe noordelijker, hoe minder water er stroomt,
zo lijkt het toch. De maatschappelijke norm lijkt van zuid naar noord te
wijzigen : zelfbeheersing is een meer noordelijke deugd. Het verdriet hoeft er
niet minder om te zijn. Misschien zelfs integendeel. Wie er een langdurige
lamenteer-scène heeft opzitten, is het verdriet al gedeeltelijk kwijt, die kan
de volgende dag alweer normaal verder met het dagelijkse leven. Althans, je
komt in de verleiding er zo over te denken. Misschien daarom dat dergelijk
ostentatief naar buiten tredend verdriet, op tv haast dagelijks te zien, ook
niet zo ernstig wordt genomen, men voelt aan dat er een stukje toneelspel bij
zit.
De inwendige
wener daarentegen knaagt het aan hart en ingewanden, hij is er van onder de
voet. Als hij geen uitlaatklep vindt, kan het verdriet meer en meer gaan
knagen, als een alles vretende kanker. Daarom zegt men dat erover praten helpt.
Dat nu weet ik net niet, want praten is ook maar een modieus verschijnsel, ons
aangepraat door
een beroepsgroep die daar professioneel
garen bij spint : het legertje psychologen en gedragsdeskundigen, dat altijd
klaar staat. Het verdriet counteren kan immers ook op andere manieren. Klassiek
is het zich storten op werk. Of op bezigheden. Afleiding is weliswaar een
kunstmatige verdrietdoder, maar even zo goed efficiënt.
Zodra de afleiding wegvalt,
openbaart het verdriet zich weer als het monster, dat tijdelijk weg was, maar
nu weer de kop opsteekt. Daarom is vakantie een gevaarlijke periode. Je hebt
eindelijk tijd om niets te doen en bam, daar komt dat verdriet al opzetten.
Plannen mensen om die reden hun vakantie overvol met dagprogramma’s en
animatie-activiteiten ? Om niet met zichzelf te worden geconfronteerd ? Op de
vlucht dus, voor zichzelf ?
De animatie-industrie is
niet de enige, die er garen bij spint. Je hebt ook de rampen-opvang-industrie.
Er moet maar een kleine ramp gebeuren of de psychologische opvang wordt al
direct aangeboden, precies omdat die altijd paraat staat.
Deze professionele opvangers
zijn geen zegen maar een ramp op zich. Natuurlijk, zij zorgen voor werk, maar
afgezien daarvan ligt er wel een bedenkelijk mensbeeld aan ten grondslag. Dat
van de hulpeloze burger, die niets zelf kan en in alles moet worden opgevangen
en gepamperd. In de grond spruit die goedbedoelde hulp voort uit een negatief
mensbeeld…
Persoonlijk ken ik iemand
die nooit emoties vertoont. Noch van verdriet noch van vreugde of geluk. Men
noemt hem een beetje cynisch Smiley. Ik
had wel eens een fantasie over hem. Zou hij thuis in de keuken de uien pellen
en snijden om toch ook eens te kunnen ervaren dat zijn ogen tranen ? Onlangs
openbaarde hij zich. Spontaan verklaarde hij dat zich niet heeft kunnen
aanpassen aan zijn nieuwe woonomgeving. Hij woonde 50 jaar elders en kende daar
iedereen. Af en toe gaat hij nog eens naar die oude vertrouwde omgeving en
wandelt dan langs zijn platgetreden en precies daarom gekoesterde paden en
straten. Ik zag in zijn ogen dat hij inwendig weende. Dus toch. De mensen die
hem zijn bijnaam hebben gegeven, zijn hard voor hem geweest, ofschoon hij van
die naamgeving niet op de hoogte is. Bij het geven van bijnamen wordt de
betrokkenen doorgaans niet geconsulteerd, vandaar. Hoe zouden ze mij noemen ?
Nu is er nog een aparte vorm
van huilen, wenen omwille van geluk. Een dame die een huwelijksaanzoek krijgt,
of toegesproken wordt dat ze zwanger is, al kan dat ook in de categorie
verdriet terechtkomen. Tranen van geluk bij bijzondere ervaringen, die eerder
schaars zijn, topervaringen eigenlijk. Dit wenen opent dan weer de deur naar
weer een andere indeling : gelukkig en ongelukkig wenen.
Kijk nu toch eens waar een
eenvoudige titel over goed en slecht wenen toe leidt ! Zou daar al een eindwerk over zijn geschreven
?
Noot :
(1) Lispector,
C., De ontdekking van de wereld.
Herman van Schoten, Schoten,
België, 01/06/2016.
alle rechten voorbehouden : Herman van Schoten.
alle rechten voorbehouden : Herman van Schoten.
Geen opmerkingen:
Een reactie posten