Translate

298. ONDER DE SLOEF.

 

Freddieee…Binnenkomen! Nu! Zo galmde de langgerekte roep van zijn vrouw door het open raam. Freddy stond te praten met de nieuwe buurvrouw, een jonge en volle Congolese en dat liet Freddy niet onberoerd.


Hier volgt zijn ware geschiedenis. Freddy was een aardige man en lag thuis onder de sloef. Zijn vrouw Julia beredderde alles en was hem al beginnen commanderen van toen ze pas getrouwd waren, aanvankelijk zachtjes dwingend, nu openlijk en luid als een echte garnizoenscommandant. Freddy, het gras afdoen! Freddy, de vuilbak binnenhalen! Freddy, breng mij naar de kapper! Freddy, douchen! Freddy, er wordt gebeld! 


Maar Freddy wilde ook wel eens wat. Hij meldde zich als vrijwilliger bij het rusthuis. Waar gaat ge naar toe Freddy?, had Julia nog gevraagd, maar Freddy had het goed voorbereid: ze hebben me gevraagd Julia, om te komen helpen als vrijwilliger. Dat is toch een schoon werk! Hij werd ingezet op de afdeling van de dementen en kwam daar tot ontbolstering. Tweemaal per week deelde hij de warme maaltijd rond en hij bereidde ook de pillendoosjes voor : de juiste pilletjes per bewoner, sommige gehalveerd in een klein machientje. Je moest hen alleen de pillen geven voor het moment zelf, want anders zouden er zijn die de voorraad voor de volgende dagen in één keer naar binnen sloegen, of ze net niet innamen. Bij enkele bewoners hielp hij bij het eten, waardoor hij met hen op vertrouwelijke voet kwam. Hij werd stilaan een vaste en geziene figuur. Als hij wat later kwam, werd dat opgemerkt: hebt gij Freddy al gezien, hij is zo laat, dat is niet van zijn gewoonte. 


De directrice vond het prachtig. Ze stond toe dat Freddy zijn twee hondjes meebracht, Maltezers. Julia had het goed gevonden, die hondjes. Tegen de buren had ze gezegd: ‘t kan me niet schelen, als ze maar niet te hard blaffen en hun gevoeg niet doen in huis. Hij mag ook wel iets hebben Freddy. De bewoners waren al snel dol op Beau en Bowie, zo heetten ze. Je kon ze fijn door de zachte, overvloedige pels aaien en enkele bewoners eigenden zich de taak toe hen te borstelen. Beau en Bowie mochten los door de gang lopen en deden kamer na kamer aan; ze wisten al snel waar ze een snoepje kregen, een koekje en waar zelfs twee. Zo werden ze moddervet. Julia zag het met lede ogen aan, maar durfde Freddy niet verbieden ze mee te nemen naar zijn werk. Ze besloot de lieve mormeltjes op dieet te zetten en Freddy dan ook maar. Maar ik ben niet te dik, protesteerde Freddy zachtjes. Zwijg,‘t is voor uw eigen goed!, kreeg hij betaald antwoord. Freddy vond al snel de oplossing, hij ging mee eten op de afdeling. 


De vrouwelijke bewoners vooral raakten gesteld op Freddy. Ze kregen aandacht en Freddy was nu eenmaal een lieve man. Op een goede dag lag een vrouw nog in bed, ze sloeg de dekens open en zei: kom gauw bij mij liggen Freddy, kom! Freddy redde zich rustig uit deze penibele situatie: Goh Martha, dat mag ik niet van mijn vrouw, dat begrijpt ge wel hee! Een andere bewoonster: zijt ge daar eindelijk Freddy, kom, haast u, anders missen we de bus nog! Freddy reageerde opnieuw rustig: dat zal vandaag niet gaan, Yvonne, de bussen rijden niet,‘t is staking! Nog een ander: Freddy, ik heb vandaag nog geen eten gehad, mag ik dat van u niet hebben?! En Freddy: Dat is nu toch spijtig Irma, ik heb het mijne juist op! Maar wacht, ik zal eens gaan kijken of er nog over is! En dan was er Marietje, nog maar pas opgenomen en wantrouwig. De kinderen hadden aan de dokter gevraagd haar te onderzoeken, want alleen wonen ging niet meer. Ze had al enkele keren een lege pan op het vuur laten staan en de kinderen vreesden onheil. De dokter had gevraagd: en Marietje, kookt gij nog altijd? Ze voelde de valstrik en het gevaar: ja meneer! En wat maakt ge zoals klaar Marietje? Soep, patatten, vlees en groenten! Krijg daar maar een speld tussen! Ze wist nog niet wat ze aan Freddy had, ze wachtte nog af. En Marietje, hebt gij vroeger ook honden gehad?, vroeg Freddy. Marietje: nee, varkens, honden bah!


Op een dag was een bewoonster verdwenen. Freddy besefte direct wat er gebeurd was. Hij had ze al enkele keren op wacht zien staan bij de voordeur. Ze had de code van de deur afgekeken van iemand die naar buiten ging. Freddy schoot de straat op en vond haar terug, een paar honderd meter verder. Maar Irène toch, waar gaat ge naar toe?, sprak hij  haar lief aan, terwijl hij een arm over haar heen legde. Naar huis!, luidde het antwoord, gaat ge mee Freddy?! Maar Irène, ge hebt nog niet gegeten, het eten wordt koud, kom, dan gaan we eerst eten! 


Freddy was een vaste waarde geworden, graag gezien door bewoners en personeel. Als er eentje bijvoorbeeld een bord met eten had laten vallen, ruimde Freddy het op, daar viel hij het personeel niet voor lastig. En Beau en Bowie werden de mascottes van de afdeling. Op een dag schrok Freddy, toen hij Beau aantrof in het bed van een bewoonster. Daar moest hij toch beter op toezien, hij besloot nog maar één hondje mee te nemen, afwisselend, zodat hij het beter in het oog kon houden. 


Freddy was in zijn nopjes, hij was nu liever in het tehuis dan thuis. Maar Freddy was niet altijd zo lief, hij had ook een andere kant. Zijn dochter, die ze op late leeftijd hadden gekregen en nu alweer 26 was, kwam op vrijersvoeten en hij had het haar goed ingepeperd: gene vreemde, of ‘t nu een Chinees is, of een Afrikaan of ene van ginderachter, ik schiet hem af, pangpangpang! Dat verkondigde Freddy ook in de straat en hij had het de buren ook voorgedaan: pangpangpang. Dochterlief besefte dat ze met haar vriendjes thuis niet moest komen aanzetten, het was geen duivenkot. Als ze er een meebracht, zou het de definitieve zijn! En ze kwam thuis met haar grote liefde, een Marokkaan. Freddy gaf geen krimp, hij zag in dat het menens was en dat hij moest inbinden of hij was zijn dochter kwijt. Toen ze vertrokken waren, zei Julia: awel, groot lawaai, pangpangpang?! Nu moest hij een uitleg verzinnen voor de mensen uit de straat. ‘t Is haar keuze! En ik moet zeggen een goede jongen! Hij werkt en wil vooruit, ze had het slechter kunnen treffen! 


Maar toen kregen ze een nieuwe buurvrouw, die Congolese dus. Hij was er weg van, zo’n exotische schoonheid en vriendelijk dat ze was. Hij loerde haar uit en schoot naar buiten als hij ze zag verschijnen. Toen ging het raam open: Freddieee! Binnenkomen! Nu!


Herman van Schoten, Trier, Duitsland, 22/06/2022.

Alle rechten voorbehouden: vanschotenherman@gmail.com


Geen opmerkingen:

Een reactie posten