Translate

225. UITRIJDEN !

 

Vroeger, toen er ’s zondags nog hoogmis was en Zwarte Piet een gewaardeerd lid van de gemeenschap, gingen we soms op zondagmiddag uitrijden. Voor het plezier een tochtje met de auto dus. Maar mijn ouders hadden geen auto ! Dat was niets ongewoons, vermits in onze Kerkstraat alleen dokter Hus een auto had, een chieke Amerikaanse slee, waarmee hij zijn echtgenote op sleeptouw nam. Ze reden dan traag de straat uit en de deftige dame wuifde net niet. Waar ze naartoe gingen, geen idee, want er was nergens wat te beleven, vermoedde ik toch. Er waren ook geen autobanen en smokkelen uit Nederland zal deze dorpsdokter wel niet gedaan hebben. 

Maar toen kocht de overbuurman een auto ! We mochten meerijden, mijn ouders en ik achterin gestouwd. Naar Scherpenheuvel. Mijn vader had die tocht meerdere malen te voet gedaan, toch zo’n 46 km. enkel, het was de traditionele bedevaartroute, toen er van Santiago de Compostella nog geen sprake was. De chauffeur was echter bijziend, maar had gelukkig een oppassende echtgenote, die de rol van Suzanne van de gps op zich nam, want dat bestond uiteraard evenmin. Een beetje naar links, Albert, zei ze wanneer haar man de borduur dreigde te raken, hier naar rechts Albert, pas op, daar rijdt een fietser. We reden groepjes bedevaarders voorbij, waarbij ik wuifde, wat mij terstond door mijn moeder verboden werd. Er was geen verkeer, je kon zo traag rijden als je wilde en het woord bumperklever was nog niet uitgevonden. Parkeren aan de basiliek was geen probleem. Binnen deden we de rondgang langs het Heilig Sacrament en wreven we met de hand over het marmer, zoals talloze handen dat voor ons hadden gedaan, waardoor je toen al enige slijtage kon vaststellen. 

Scherpenheuvel had horeca ! Ah ja, voor die talloze bedevaarders ! Voor die ene keer gingen we zelfs warm eten ! Kip met appelspijs ! Als nog niet eens puber vond ik alles geweldig. Dan kwam het hoogtepunt : de aankoop van een grote zak moppen. Bakker Erwin Cleners maakt ze nog altijd maar noemt het product noppen. Het zijn krakende kleine ronde gebakjes, een soort pepernoten, maar dan gemaakt van peperkoekendeeg en een snuifje anijs. Een lekkernij voor een kind, dat spreekt. Als ze op waren zeurde ik soms : wanneer gaan we nog eens naar Scherpenheuvel ? In dat gezegend oord kon je ook wonderen afsmeken en Onze Lieve Heer gaf daar volgaarne een gunstig gevolg aan. Zo zag je nagemaakte lichaamsdelen, op wonderbaarlijke wijze genezen. Er waren ook opzichtige borsten bij, maar de betekenis ontging mij toen nog, vermits vrouwen toen alles plat drukten. 

Albert had nooit een aanrijding of ongeluk, dankzij zijn co-pilote. Op één keer na, toen hij stilstond achter een vrachtwagen en deze stilletjes achteruit bolde. In plaats van snel te reageren - er zat geen auto achter ons - bleef hij staan en riep : Zot ! Zot ! Maar het was te laat, de laadbak tikte zijn capote aan en maakte er een paar kleine putjes in. De hele rit terug naar huis herhaalde Albert dat refrein, boos en bozer en zijn echtgenote zag zich genoodzaakt hem te vermanen : Albert, let op de weg ! 

Aan die mensen heb ik veel te danken ! Ze hadden immers ook de eerste tv, onze overburen ! En zo zagen mijn vader en ik de rechtstreekse uitzending van het wereldkampioenschap wielrennen in Waregem in 1957, gewonnen door Rik Van Steenbergen. Hij won de spurt van een elitegroepje voor Bobet, Darrigade, Van Looy, De Bruyne en Anquetil. Van die twee zijn alleen Van Looy en Darrigade nog in leven. Die laatste woont in Biarritz, waar zijn zoon een krantenkiosk heeft, naar we konden vaststellen. De zoon bevestigde de goede gezondheid van zijn vader en hij kende Van Loy van de verhalen van zijn vader. Na dat wereldkampioenschap klaagde Van Looy in de zak te zijn gezet. Fred Debruyne had voor hem geen kop gedaan, maar had wel de sprint aangetrokken voor Rik I. Na de plechtige kroning als wereldkampioen door koning Boudewijn legde Rik het uit aan de journalist van de toenmalige BRT : we moesten rijden want het peloton zat maar op 12” met die reus van een Leon Van Daele jagend op kop, dan weet ge het wel !

Het autorijden werd populair en dra schaften zich meer en meer mensen een automobiel aan. De verspreiding ervan heeft aldus heel wat op gang gebracht. Zo zou danscafé De veertien billekes – het gezin telde 7 meisjes - nooit hebben kunnen bestaan en evenmin het café van de abdij van Westmalle, waar de trappist zogezegd doorheen een ondergrondse leiding rechtstreeks van de abdij binnenkwam, althans voor wie het geloofde.  

Na verloop van tijd werden ook mijn ouders mobiel. Het werd een klein Renaultje. Maar mijn vader kon niet autorijden ! Zijn plaats aan het stuur werd ingenomen door mijn oudste broer met naast zich zijn echtgenote. Mijn ouders achteraan en ik, tja, achteraan achter de laadklep. Dat was geen succes. Maar we reden in elk geval, zelfs een keer naar zee en naar de waterval van Coo. 

Zoals met alles kwam er op een gegeven moment een reglement. Een verkeersreglement en een rijbewijs. De ouderen kregen het gratis en automatisch, ik kon nog net profiteren van een overgangsregime. Mits het met goed gevolg afleggen van een theoretisch examen kreeg ik het zomaar. Later moest je al snel een praktische proef afleggen, jezus…Tegenwoordig is er sprake van een rijbewijs met punten en van geregelde proeven voor 65-plussers. Hopelijk laten ze dat uit het hoofd, wie kent de exacte betekenis van al die nieuwe verkeersborden ? Op de grens van Spanje en Portugal ontwaarden we een keer een ons volstrekt nieuw verkeersbord, voorstellende een oude man met een stok ! Dat hebben ze hier nog niet. 

Autorijden is niet meer plezant. Het is te druk geworden, je wordt voortdurend opgejaagd. Zelfs de ladytruckers uit de gelijknamige tv-reeks klagen over die trage personenwagens. Gezellig traag uitrijden is er al helemaal niet meer bij en een keer naar een abdijcafé en je volladen met trappist vooraleer de terugreis aan te vatten is al helemaal uit den boze. Toch rijden we nog graag, hoe zuidelijker hoe liever. In Frankrijk vind je autobanen, die veel minder druk zijn dan de bekende doorgangsroutes, al moet je wel wegentol betalen en die is niet van de poes. In Spanje en Portugal is het doorgaans aangenaam rijden, op het traject Hendaye – Vitória Gasteiz na dan, waar je haast van de sokken wordt gereden door het vrachtverkeer. In die landen kan je nog eens ouderwets uitrijden. Het leven heeft er ook een trager ritme, ook nog meegenomen. Natuurlijk, je moet gewapend zijn met een aantal attributen : plakkers op de voorruit voor Duitsland en Frankrijk, twee gevaardriehoeken voor Spanje, een reservebril binnen handbereik, een kastje aan de voorruit voor automatische afrekening wegentol, een gps, het is me wat. En lidmaatschap van een firma voor pechverhelping is ook al aan te raden. 

Is de oplossing voor al die drukte op de weg alles nog duurder maken, zodat mensen hun auto aan de kant laten ? Ik weet het niet. Je hebt de indruk dat mensen liever droog brood eten dan hun auto wegdoen. We zijn in onze landjes aan de Noordzee gewoon met te veel volk. Nieuwe maatregelen kunnen helpen, maar het effect is na een tijdje alweer uitgewerkt. Misschien zorgt thuiswerken, door corona, voor permanent verminderd aanbod op het wegennet ?  

We zijn er in bijna alles sterk op vooruit gegaan, in materiële zin dan. Maar het uitrijden van vroeger is er hier niet meer bij. Je verplaatst je nog wel, maar je rijdt niet meer uit. Dat is jammer, want het was gemoedelijk en huiselijk om op een zondagmiddag, na de tomatensoep met ballekes en de rosbief met kroketten, erwtjes en peekes te zeggen :

Awel schat, een toerke doen ? 

Herman van Schoten, Schoten, België, 03/10/2020. 

Alle rechten voorbehouden : vanschotenherman@gmail.com.

Geen opmerkingen:

Een reactie posten