Mijn moeder !
Ze werd 103 ! Als ik dat vertel aan gelijk wie, heb ik meteen de aandacht,
het is een handig begin. Bij de kruidenier of in een toevallige winkel zeg ik
vervolgens wel eens : ze zei altijd,
met betalen ben j’er vanaf ! Dat lokt altijd en onmiddellijk een
positieve reactie uit, mensen vinden het
grappig, iets om op een familiefeestje verder te vertellen. Natuurlijk, ik
registreer de personen, aan wie ik het al verteld heb. Niets zo vervelend als
zo’n mop tweemaal vertellen. Dat overkomt niet alleen ouderen. Ook ouders met
jonge kinderen vallen in herhaling over de kapriolen van hun kapoentjes.
Herhaling is normaal, je herhaalt dingen die je bezighouden of indruk hebben
gemaakt of waarvan je succes verwacht, ik laat het gebeuren. Vroeger wachtte ik
nog wel eens tot het verhaal bijna voorbij was, om vervolgens de spreker met
zijn eigen plot te confronteren. Dat was lelijk. Sinds ik wijs en barmhartig
ben geworden, laat ik de mensen uitspreken. Ze vertellen zo graag !
Nu had mijn moeder
makkelijk praten. Ze had een degelijk pensioen en ook nog een uitkering van de
zorgverzekering. Dat was de basis. Daarop bouwde zij haar strategie uit, die er
op de lange duur uit bestond de hele wereld naar haar pijpen te doen dansen.
Vriendelijk, uitnodigend, dwingend als het nodig was. Zo teruggetrokken als zij
als jonge vrouw was, zo dominant is ze geëindigd. Wellicht daarom werd ze zo
oud. Op een dag trof ik een vrekkige neringdoener die zich niet bij de logica
van haar categorische uitspraak wilde neerleggen. Hij reageerde scherp : als je genoeg geld hebt natuurlijk !
Er blijft je van
alles bij over je moeder, dat is ongetwijfeld bij iedereen zo. Ze was een
diepgelovige vrouw, zoals dat in de Vlaamse Kempen toen was. Meneer pastoor was
voor haar een figuur. Mijn oudste broer plaagde haar met die verering. Op een
dag kwam de nieuwe onderpastoor zich voorstellen. Hij nam de tijd, gewoon omdat
hij die had en hij legde zijn familiegeschiedenis uit. Van de zeven kinderen
bleek hij de enige te zijn geweest met een roeping. Mijn broer zag zijn kans en
flapte eruit : ja, in elke familie
loopt er wel een verloren. De reactie van mijn moeder was navenant : naar boven gij, vlegel.
Bij een andere
gelegenheid verklaarde zij tegenover meneer pastoor dat als er geen god is, dan wordt het een varkensstal. Ik zag de
eerwaarde nadenken, dat was iets om te onthouden voor op de preekstoel. Ik vond
die uitspraak geweldig, krijg daar maar eens een speld tussen ! Later,
toen ik mijn verstand geoefend had, kreeg ik de dubbele bodem door. Zonder het
te beseffen bedoelde mijn moeder dat beschaving uit vrije keuze niet mogelijk
is. Dreiging met hel en verdoemenis is nodig om de mensen braaf te houden. Een
weinig positief mensbeeld, waarmee niet alleen zij behept was.
Er zijn ook
huiselijke taferelen bijgebleven. Ik herinner me haar in de woonkamer, naaiend
of met de naaimachine of schaar aan het werk. Ze heeft ons gezin letterlijk met
naald en draad rechtgehouden. Ze maakte voor mij een nieuwe windbloes, telkens als ik eruit was
gegroeid. Toen kwam dat armelijk over, nu vind je ze in modieuze winkels voor
veel geld. Als nakomertje bracht ik vele uren met haar door in die woonkamer,
spelend met mijn houten brandweerwagen terwijl zij naaide of stikte op de
naaimachine. Dagelijks vielen er spelden op de vloer, die ik dan opraapte. Maar
met de grijper van mijn brandweerkraan lukte dat niet, die dingen waren te
klein en te glad. Die spelden op de vloer, dat is me altijd bijgebleven. Het
waren intieme taferelen van een moeder met haar jongste kind.
Ze maakte ook
trouwkleren. Ze ging naar Antwerpen om de etalages te inspecteren van de betere
winkels met trouwjurken. Ik steel met
mijn ogen, zei ze dan. Op een deftig huwelijksfeest inspecteerde ze in
detail de feestjurken van de dames, die in de suite liepen. Soms keurde ze het goed, ze had geen aanmerkingen, dat had ik zelf willen kunnen ! Maar bij
andere dames had ze kritiek, die ze zacht in het oor van mijn zus fluisterde.
De jurk paste niet bij de figuur van de dame, of was niet passend gemaakt. Dan
zei ze bijvoorbeeld : ik zou hem innemen
in de lenden. Of : chique, maar
slecht afgewerkt. Ze was gespecialiseerd in het fijnere werk. Maar jurken
met een open decolleté maakte ze niet, dat was niet katholiek. Als ze vijftig
jaar later was geboren, zou ze waarschijnlijk hoofdnaaister zijn geworden in
een of ander atelier van een Antwerps couturier. Maar ja, je trouwde, kreeg
kinderen en daar ging de carrière. Ze kreeg 5 kinderen, 8 kleinkinderen en 11
achterkleinkinderen, de productie neemt eerder af dan toe.
Toen mijn oudste
broer op vrijerspad trok, lichtte hij mijn moeder vertrouwelijk in. Haar
reactie : is ze katholiek, kan
ze naaien en koken ? Later, toen ik aan de beurt was, stelde ik
vast dat mijn lief aan geen van de drie voorwaarden voldeed. Ik dacht weet je
wat, ik zeg gewoon dat het toch zo’n goed meiske is. Maar dat was te
gemakkelijk, daar zou ze niet intrappen. Ik bedacht een list en schakelde mijn
vader in, wetende dat hij de aanblik van een mooie, frisse jonge vrouw wel kon smaken.
Mijn vader was overweldigd en mijn moeder had het nakijken.
Op reis gaan was er
bijna niet bij. Naar de familie in Eeklo en Maldegem ja en van daaruit een dagje
naar zee. Daar had ze een bijzondere herinnering aan. Haar moeder overleed vlak
voor haar huwelijk, toen ze onder de
roepen was. Het kersverse koppel verbleef een paar dagen aan zee, hun geluk
was verstoord. Later gingen ze wel op reis, met De Trekvogel naar Lourdes. Daar leefde ze op. Toen wij getrouwd
waren namen we mijn ouders een keer mee doorheen Frankrijk. We lieten mijn
vader de plekken zien, waar hij als verplicht gevlucht Belgisch soldaat was
ingekwartierd, Les Sables-d’Olonne en Congénies. En we gingen naar Lourdes.
Ofschoon reeds op leeftijd, herleefde ze daar en sprong rond, van Gave naar
heiligdom, als een gazelle en ’s avonds moesten we mee in de processie. Daar
heb ik een slechte herinnering aan. De processiegangers drumden tegen elkaar op,
elk met een brandende kaars in zo’n kartonnen houdertje. Ik werd aangestoten en
kreeg een brandplek op mijn jas. Daar bleef het gelukkig bij, een wonder…
De jaren gaan
voorbij, de kinderen zijn het huis uit, je man is overleden. Toen ze 88 was,
riep ze de kinderen bijeen : ik ga naar
het tehuis ! Iedereen opgelucht, dat ze zelf de beslissing had genomen. Door
dat blanke tehuis is de multi-etnische wereld haar grotendeels bespaard
gebleven. Er dook wel plots een zwarte verpleegster op. Haar commentaar : een zwarte ! En even later : daar zijn ook goei mensen bij. Haar
kleinkinderen echter leven wel in een internationale en gekleurde wereld, ze
bezorgden haar onder andere een Frans, Congolees en Chinees achterkleinkind. Ze
leek het evident te aanvaarden. Ook de veranderde zeden registreerde ze zonder
verpinken. Samenleven zonder te trouwen of homoseksualiteit. Op een gegeven
moment betrad een verpleger haar kamer en toen hij terug buiten ging, lichtte
mijn moeder me voor : hij is homo. Daar
kan-ie ook niet aan doen.
Toen ze 100 werd
kreeg ze van de koning en de koningin een foto van het koningspaar. Zelf
ondertekend zogezegd. Ik kon niet nalaten haar te plagen. Ma, je weet toch dat je na de 100 geen pensioen meer krijgt ?! Ze
keek me spottend aan : en gij gelooft dat
?!
Mijn moeder deed me
vaak denken aan het gedicht Spijt van
Willem Elsschot :
Gij
die later wordt geboren,
Wilt naar
wijze woorden hooren :
Pakt die
beide handen beet,
Dient het
wijf dat moeder heet.
En ook aan Gisela
Elsner, die in haar roman De
Reuzendwergen haar seniele moeder de aardappelen tot drie keer toe
laat schillen. Zover is het met mijn moeder gelukkig niet gekomen. In haar
kleine wereld van het tehuis bleef zij alert tot het einde, dat toch nog
onverwacht kwam, door een verkoudheid.
Tot aan haar dood
geloofde ze in god en de hemel. Ik vond het ongepast om haar op het laatst die
illusie te ontnemen. Ten slotte zijn we allemaal behept met illusies, niet in
het minst over onszelf.
Zij het niet zo
Alomvattend.
Herman van Schoten,
Schoten, België, 18/09/2018.
Alle rechten voorbehouden : vanschotenherman@gmail.com.
Geen opmerkingen:
Een reactie posten