Meneerke Peters is
een geziene figuur in het dorp. Hij is geen notabele, maar desondanks een
heertje. Hij draagt een plechtig kostuum en een hoed, die hij om de haverklap
afneemt om te groeten. Hij schrijdt stijf en plechtig vooruit, de sigaar
horizontaal recht voor zich uit, vooral als hij zat is. Dat is hij meestal na
werktijd. Die begint erg vroeg en eindigt reeds om 15 uur. Hij is
vertegenwoordiger voor een grote drukkerij en kan zich het een en ander
veroorloven. Om 15.25 uur stapt hij het dorpscafé binnen. Hij zegt
niets, de pint komt vanzelf. Omstreeks 18 uur verlaat hij de gelagzaal en
schrijdt naar huis. Onderweg groet hij plechtig de omstaanders in een soort
Frans dat toen mode was : bonjour ! Alles bon ? Hij houdt zich
recht, al willen de benen alle richtingen uit. Ik zit kruislings bovenop het
poortje dat de achteringang van ons huis beschermt en kijk hem bewonderend na.
Ook voor mij licht hij de hoed ! Dat is nog eens een heer, een gentleman, ik
wil later ook zo’n seigneur worden !
Mijn moeder krijgt het
tafereel in de gaten en ondervraagt mij. Dat
is geen goede man. Ge moet daar niet mee praten. Ge gaat later toch niet worden
zoals hij ?
Meneerke Peters
begint mij te kennen en ik hem. Reeds van verre pieren zijn doorlopen ogen mijn
richting uit. Ik heb de indruk dat hij al van ver probeert in de plooi te
lopen. Uiteindelijk waag ik mijn kans. Meneer
Peters, goedemiddag. Alles bon ? Hij draait geamuseerd het hoofd maar neemt
de sigaar niet uit de mond. Manneke, de
groeten aan madam uw moeder. En meneer uw vader, mijn complimenten.
Die avond schemert
het me voor de ogen. Ik stijg op en word omgeven door wolken van galanterie.
Het leven heeft wat voor mij in petto. Wat een geluk dat hij dagelijks mijn pad
kruist.
Mijn moeder bereidt
de gebruikelijke eenvoudige maaltijd voor mijn vader, die zwijgend eet. Dan zet
hij zich in de zetel en valt in slaap. Ik ben jaloers. Al zo dikwijls heb ik
geprobeerd mijn ogen te sluiten en in slaap te vallen. Voor een joch van 12 valt
dat niet mee. Ik ben nog niet volwassen, dat is pijnlijk duidelijk.
Op een goede dag is
mijn moeder buiten haar normale doen. Ze kijkt me met grote ogen aan en roept
me tot de orde.
Weet ge wat er gebeurd is ? Ge weet toch wel dat meneerke
Peters thuis het beest uithangt?
Mijn mond valt open
van verbazing. Wat zegt ze toch nu ? Het verhaal van mijn moeder is schokkend.
Weet ge wat hij heeft gedaan ? De hele straat spreekt er
schande van. En maar de grote jan uithangen.
Ik raak verlamd van
spanning. Mijn moeder gaat een grote ramp onthullen, mijn ideaalbeeld van de
toekomst zal onderuit gaan, ik voel het.
Hij komt toch altijd afgeborsteld thuis aan ? Vriendelijk
voor iedereen ? Behalve dan voor zijn vrouw.
De spanning snijdt
me door de keel. Dan komt de mokerslag. Hij moet als gewoonlijk ruzie gekregen
hebben met zijn vrouw. Om aan die kenau van een vrouw te ontsnappen, ging meneerke
Peters de trap op naar boven. Plots keerde hij op zijn passen terug, bleef
boven aan de trapleuning staan en staarde zijn vrouw beneden aan als
slachtoffer van de genadeslag. Hij opende zijn gulp en piste naar beneden. Wie is hier de baas ? zou hij nog geschreeuwd hebben.
Toen zakte hij
ineen. En stierf de dood van een overmoedige held.
Maanden na de
begrafenis slenter ik over het kerkhof. Mijn familie ligt hier begraven,
zodoende, en plots sta ik voor het graf van meneerke Peters. Het opschrift op
een klein bijzet-gedenkteken treft me vol. Want er staat geschreven : uw plaats aan de haard is leeg.
Maar meneerke Peters
was nooit thuis.
Toch koester ik zijn
voorbeeld. Ik draag nu pak en das, voorlopig nog zonder hoed.
Als een heertje.
Herman van Schoten,
Schoten, België, 27/02/1994.
alle rechten voorbehouden : vanschotenherman@gmail.com.
Geen opmerkingen:
Een reactie posten