Je moet er maar opkomen : optimisme by default. Een uitdrukking die je zelf
bedacht had willen hebben ! De formulering komt van een filosoof, toe maar !
Eerst de begrippen nader analyseren.
Optimisme. Een begrip vol naïviteit
en dus gevaarlijk. Optimisme neigt ernaar de werkelijkheid uit het oog te
verliezen, althans haar rooskleuriger voor te stellen dan verantwoord op grond
van feiten.
Optimistische mensen lokken dan ook per definitie
wantrouwen uit. Ze zijn bijvoorbeeld in de ban van een religie of overtuiging
en willen dat uitdragen. Pastoors, spekpaters en predikers zijn weliswaar uit
het straatbeeld verdwenen, maar ze zijn niet echt weg hoor ! Vandaag de dag zie
je ze in andere uitrusting terug : die jonge gasten in blazer en met das, die
groepsgewijs opereren, met een of andere heilsboodschap als van een sekte, met
de blik altijd positief. Of welzijnswerkers, die, doorgaans bij gebrek aan
feitenkennis, ook aan de ziekte van het optimisme lijden. En ecologisten
natuurlijk, eerst fanatiek doemdenken en dan de zonnige heilsboodschap.
Optimistische mensen hebben een plank voor het
hoofd, of zijn gehersenspoeld naïef, of zijn het geworden uit wanhoop over onze
Geworfenheit, om in de filosofische
sfeer te blijven. Maar eerlijkheidshalve, je hebt ook mensen, die van nature
positief zijn ingesteld, altruïstisch, zonder berekening en zonder plan om
anderen te bekeren. Zij zijn echter bijzonder klein in aantal, ik ken er twee, eigenlijk zijn het
profane engelen.
Gemeenschappelijk aan optimisten is uiteraard het
geloof in een betere wereld. Zij ontkennen hardnekkig de treurigheid van het
bestaan en zullen je dat eens grondig uitleggen. Hun tegenpool zijn uiteraard
de pessimisten. Die zijn met velen en hun plompverloren oprispingen irriteren
de media, waar ze worden weggezet als verzuurd of racistisch. Vroeger, toen de
uitlaatklep van de sociale media nog niet bestond, werd het ongenoegen
stelselmatig opgekropt. Tot het uitbarstte in ruzie en vechtpartijen, soms in
moord. Of op een meer beschaafde manier, zoals bij Lode Zielens. Herinner u
zijn dodelijk zinnetje : moeder waarom
leven wij ?
Default. Wordt hier gebezigd in
financiële zin en betekent het niet nakomen van contractuele betalingen. Bij
uitbreiding : veralgemeend financieel-economisch falen door gigantische
structuurfouten. Tegen beter weten in moet je dan optimist blijven. Gewoon door
hardnekkig te blijven geloven dat er nuchtere formules kunnen gevonden worden
om de excessen van het ultraliberalisme te bestrijden en de sociale welvaartsstaat
te vrijwaren.
De uitvinder van optimisme by default is Joris Luyendijk (1), filosoof
en gespecialiseerd in de Arabische wereld. Bekend bij het grote publiek van de
Nederlandse radio en televisie. Hij schreef een spraakmakend boek : Dit kan niet waar zijn. Het is de
neerslag van zijn ervaringen met de Londense city, waar hij een enige tijd
onderdook om die financiële wereld van binnenuit te leren kennen. Zijn
inzichten zijn ontnuchterend : een algemeen gebrek aan verantwoordelijkheidszin
gecombineerd met een ziekelijk streven naar geld, geld en nog eens geld. Dat
kan het westers financieel systeem doen instorten, beweert hij en daarom hangen
we aan zijn lippen. Geen gratuite bewering van een fantast, want de Amerikanen
hebben het al eens echt voorgedaan met de door hen uitgelokte financiële
wereldcrisis, waarvan de naschokken bevestigen dat het meer was dan een
ongelukje.
Luyendijk scoort met zijn boek, hij reist het land
af om voor volle zalen te spreken. Dat succes heeft hij te danken aan de
vulgariserende aard van zijn werk, waardoor het voor velen toegankelijk wordt
en door vaak treffende formuleringen. Hij treft ook een meer en meer bewust
publiek. Mensen worden zich meer en meer bewust van de gevaren van het spel,
dat de haute
finance met onze welvaart speelt.
De boodschap is verfrissend maar niet nieuw. De
boodschap is al meer geformuleerd, in de regel door economen. Maar laat dat nu net
niet de meest betrouwbare mensensoort zijn. Ze hebben zichzelf opgedeeld in
scholen, spreken elkaar permanent tegen, vellen diagnoses en decreteren
remedies die al of niet een werkelijkheid dekken en hanteren een jargon,
waardoor de burger handig kan worden buitengesloten. Ze hebben natuurlijk geen
monopolie op officiële oplichterij, zoals bijvoorbeeld de gerechtelijke
experten met
hun psychiatrische prietpraat voor het assisenhof, je kan zo zien wie namens
wie spreekt. Je mag de economen niet allemaal over een kam scheren. Economen
als Varoufakis - jawel - , Noels, Piketty en Sedlácek hebben wel wat te
vertellen. Maar de economische raadgevers in de betere kranten repeteren toch
wekelijks datzelfde, eenzijdig, Angelsaksisch riedeltje, waaruit nu net de problemen
ontstaan zijn. In de grond verder springen dan je stok lang is, nog verder
springen als therapie aanbevelen, hun eigenbelang hardnekkig verbergen en het
nog verkocht krijgen ook.
Een filosoof heeft het voordeel, althans in
principe, van de ongebondenheid. Hij heeft geen verplichting aan een
discipline, hij streeft de waarheid na en is geoefend in zuiver doordenken op
zorgvuldig afgetoetste premissen. Toch zijn er weinigen als Luyendijk omdat hij
praktisch is, gericht op concrete thema’s van mens en samenleving in deze tijd.
Dat is vrij uitzonderlijk. De filosofie zit toch traditioneel gevangen in een
eigen academische wereld en een eigen gesloten jargon. Voorbeeld bij uitstek is
de Franse filosofie, door de band toch vooral intellectualistische woordacrobatie.
Sartre bijvoorbeeld, wat een fantasie uit het intellectuele café ! Of ook de bekende
Duitse filosoof Peter Sloterdijk (2), zij het met meer sérieux. Hij slaagt erin
het fundamenteel gevoel van deze tijd (nihilisme) treffend te verwoorden en is
qua stijl toegankelijk wegens anekdotisch en provocerend. Maar hij blijft
bewust op het niveau van de theoretische beschouwingen, hoe interessant op zich
die ook zijn voor de intellectueel. Een titel als Sferen
suggereert dat ook, een dik boek voor het Denken achter deze Tijd maar niet
voor het Leven in deze Tijd.
Theoretische filosofen mogen er zijn, mits ze de
Spielerei achterwege laten. Voor de chaotische tijd echter waarin we leven, is
er meer nood aan praktische filosofie, relevant voor het leven van alle dag.
Hoe vrij en ongedwongen de nieuwe burger ook is, of misschien precies daarom,
hij voelt in zijn stuurloze vrijheid niet zozeer de behoefte aan een abstract
zingevend kader maar wel aan recepten à la keukenchef Jeroen Meus. Zo
voelt de burger aan dat het doorgedreven neoliberalisme langs vele kanten
wringt en grote problemen veroorzaakt. Maar wie luistert naar hem ? Van de
politieke klasse verwacht hij nog weinig. Politici, van welke kleur ook, lopen toch
altijd weer achter de dominante economie en theorie aan, in ons tijdsgewricht
is dat het Amerika van rijk en arm en ieder voor zich. Filosofen kunnen daarin
houvast aanreiken. Daarin schuilt het succes van Luyendijk. Aan actiefilosofen als
hij is een objectieve behoefte. Ze zouden dan ook wat meer in de media mogen
komen. Of toegelaten worden, want dat wereldje is helaas ook en vooral vol van
zichzelf.
Noten :
(1)
:
Luyendijk, J., Dit kan niet waar zijn.
(2)
:
Sloterdijk, P., Sferen.
Herman van Schoten, Schoten, België, 06/09/2016.
Geen opmerkingen:
Een reactie posten