Translate

23. WIJ EN ZIJ.

Wij en zij : altijd een populaire invulling van identiteit. Romeinen en barbaren, Atheners en Spartanen, Vlamingen en Walen, Britten en Europeanen, Duitsers en de rest van de wereld, Amerikanen en Russen, blank en zwart, kolonialen en gekoloniseerden, vrije burgers en slaven, de man en de vrouw, katholieken en heidenen, elite en de massa, hoogopgeleiden en laagopgeleiden, alpha’s en bèta’s, moslims en kafirs, autochtonen en allochtonen, wij en zij. De populariteit van dit duo-begrip ligt aan de duidelijkheid, het benoemen van verschillen.

Eerst een hardnekkig vooroordeel tackelen.

In progressieve en in katholieke kringen wordt het benoemen van verschillen argwanend bekeken, zij noemen het conflictdenken. Zij willen vooral verenigen en daar bedoelen ze mee de problemen onder de mat vegen. Tot een links voorman het licht zag : John Crombez. In De Tijd van 13/08/2016 geeft hij toe : de socialisten hebben mee schuld aan de groeiende tweespalt tussen moslims en Vlamingen. We zijn te soft geweest. We hebben te lang gezwegen over de problemen met sommige migranten. In Le Soir van dezelfde datum haalt Crombez dan weer uit naar de Antwerpse burgemeester, die bevolkingsgroepen zou verdelen en tegen elkaar opzetten. Crombez legt dus verklaringen af in functie van zijn publiek.

Warm en koud blazen tegelijk. Men ziet in dat je de dingen moet benoemen, wil je ze kunnen aanpakken. Maar men deinst ervoor terug. Gelijk welk standpunt kan immers kiezers van je vervreemden. En daarom put men naarstig uit de pot egalitaire saus uit de multi-culturele grootkeuken. Het is zo erg dat onderscheid maken gelijk wordt gesteld aan discrimineren. Er is iets vreemds aan de gang met dat woord discrimineren. Het betekent oorspronkelijk onderscheiden en was lange eeuwen een intellectuele doelstelling. Een persoon met onderscheidingsvermogen onderscheidde zich door een hoog niveau van smaak en intellect. Zelfs stripauteur Marten Toonder bedacht zijn held heer Bommel met het keurmerk : een heer met onderscheidingsvermogen. Nu dan ! Scherpzinnig in de analyse, deskundig in de observatie, kortom intellectueel gevormd. In onze tijd echter heeft discriminatie de connotatie gekregen van reactionair en racistisch. Onderscheid maken bijvoorbeeld tussen hoge en lage cultuur, een gestudeerde geest of een buikspreker, smaak en wansmaak, is haast een taboe. Een mij dierbaar persoon, nochtans begiftigd met een flinke portie gezond verstand, zei het zo : het is allemaal ’s mensen goesting. Dan ben je uitgepraat natuurlijk, klaar. In de dictatuur van de platte middelmaat en de vulgarisatie zet je jezelf te kijk met een gewogen oordeel, zeker in culturele aangelegenheden. Discrimineren is in de grond de faculteit om onderscheid te kunnen maken. Een eigenschap, waartoe (zelf)vorming is vereist.

In haar negatieve variant heeft discriminatie altijd bestaan. Conflictdenken is immers altijd gebruikt door machthebbers. Spontaan denk je aan absolute koningen en aan de katholieke kerk tot en met in de 20° eeuw. Zolang ze de macht hadden hun visie door te drukken, deden ze dat : verraders werden ter dood veroordeeld, niet-gelovigen en heksen op de brandstapel gebracht, hongerigen kregen eten mits bekering want wiens brood men eet, diens woord men spreekt. De nu verdraagzame katholieken zijn dat geworden omdat ze in het bad van Verlichting en Democratie moesten. Krachtige zeep en veel water hebben de stekelige kanten ervan af geschrobd, het woordgebruik is aangepast, de pretentie verlaagd, hoewel zij in de grond overtuigd blijven dat zij de betere mensen zijn. Het machtsmisbruik van vroeger wordt nu vergoelijkt door de tijdsgeest, je moet alles in de tijd zien, een ontsnappingstruc van formaat. Zo kan je alles en iedereen goedpraten en heeft niemand schuld. Een relativistisch goochelnummer, te vergelijken met de katholieke biecht, nog zo’n tovernummer. Welnu, dit inzicht is wezenlijk voor de huidige machtsverhoudingen. Indien de katholieken de kans kregen, zouden we in de kortste keren weer aan hun leiband liggen en zouden de groenen ons hun absolutistisch en daarom fascistoïde gedachtengoed dwingend opleggen. Zij zijn niet democratisch of tolerant, zij spelen die rol omdat een andere opstelling niet meer aanvaard wordt. Daaraan moet ik altijd denken als ik die groene voorman Kristof Calvo weer eens op fanatieke wijze een groot-gelijk-nummertje zie opvoeren op tv, om van te rillen. Dan geniet de Turkse dictator Erdogan eerder mijn voorkeur omdat hij ervoor uit komt, je weet dat je rond hem een schutskring moet aanleggen, het is overduidelijk.

Een taboe op conflictdenken komt de erfgenamen van de katholieke en koninklijke dictaturen nu goed uit om hun tanende macht te verdedigen. De erosie van hun macht werd filosofisch en daarna ook maatschappelijk opgevangen door een andere truc uit de hoge hoed, het gelijkheidsdenken. Alles en iedereen werd gelijkgeschakeld en dat is best handig in een zich globaliserende wereld. De égalité van de Franse revolutie wordt nu gezien als het gelijkscheren van mensen en meningen. Alle culturen zijn gelijkwaardig ! Waardoor tegenover westerse waarden gewoon andere waarden staan. De ene waarde kan worden weggestreept door haar anti-waarde, waardoor geen enkele waarde nog waardevol is ! Gelijkheid man en vrouw ? Ah, in bepaalde culturen is dat niet zo, aanvaarden ! Scheiding van kerk en staat ? Ah, in bepaalde culturen gaan die twee samen, aanvaarden ! Genitale verminking bij meisjes ? Ah, in bepaalde culturen is dat traditie, toelaten en zelf organiseren ! En hoog zwevende politici als een Verhofstadt trekken daarboven de grote paraplu van de wereldburger open, de hemel voor de gefortuneerden en hun naïeve aanhang van semi-intellectuelen, die dat legitimeren.

Wij en zij. In werkelijkheid wordt deze identiteitsbepalende tegenstelling gemeden omdat anders de hel kan losbarsten. De doos van Pandora, die, eenmaal open, nog zo moeilijk is dicht te krijgen. Dan zou de politieke klasse keuzes moeten maken, verantwoordelijkheid nemen, haar nek uitsteken. En dat is precies wat beroepspolitici niet willen, zij zijn er als de dood voor. Daarom pamperen zij tot einde mandaat en verspelen hun geloofwaardigheid bij de kiezer. Hun laatste, amechtige verdedigingslijn is het verwijt van populisme. Ze zijn er zelf de negatieve belichaming van ! Want positief populisme heeft altijd een reële oorzaak : lang gekiemde onvrede over onrecht.

Wij en zij, dat is vandaag uiteraard de tegenstelling tussen ons en de moslims, ons en de vreemdelingen, ons en de vluchtelingen. Het is de grote tegenstelling van deze tijd, daarom geef ik er zoveel aandacht aan. Zalvende retoriek, aanvaarding van anti-democratische en patriarchiale opvattingen zullen het smeulende conflict niet blussen, wellicht eerder versnellen.

Laten we dat smeulende conflict analyseren.

Wij. De autochtone westerling staat in de rauwe realiteit ver af van het ideaal van de participerende, zich matigende, oppassende burger uit de grote verhalen over Democratie en Verlichting. In werkelijkheid is hij een opgeblazen narcist. Hij heeft de norm van zelfontplooiing zover doorgevoerd dat hij is doorgegroeid tot chronisch probleemgeval in de openbare ruimte. Zijn zelfverzekerd, aanstellerig gedrag zou lachwekkend absurd zijn, als de samenleving er niet zoveel last van ondervond. In de publieke ruimte lopen de zelfverklaarde koningen en keizers elkaar voor de voeten terwijl hun beschavingspeil in het algemeen en hun omgangsvormen in het bijzonder in vrije val zijn gekomen. Het opgeklopte ego verdraagt geen tegenspraak. De assertieve burger is met voorsprong het nieuwe dominante persoonlijkheidstype. Zogenaamde zelfontplooiing - in feite ik-opzwelling - heeft het gewonnen van zelfbeheersing en beperking. Het resultaat is decadentie. We moeten onder ogen zien dat het individualisme, dat de onbetwiste motor van onze economische voorspoed  en onze psychologische en maatschappelijke ontplooiing is en blijft, ook een achterkant heeft. De verwaande burger stelt de wet, de consument is de (schijnbare) baas. Dat andere culturen op ons grondgebied daar met verbazing, onbegrip, verontwaardiging en verzet op reageren, is op zich een gezonde reflex. De dominante cultuur kan nog iets leren van hun traditionele waarden van familiale verbondenheid, zelfbeperking, individuele matiging. De autochtone decadentie is een majeur probleem.

Zij. De allochtone medeburger heeft zich zodanig teruggeplooid op de eigen cultuur, dat een eigen wereld is ontstaan, waarin de cultus van hun eigenheid wordt beoefend en de zichtbare kloof met de dominante cultuur wordt opgevoerd. Met name de Arabische medeburgers vormen een probleem, met als belangrijkste uitwas een informele, parallelle rechtspraak overeenkomstig de sharia. Zij zijn er diep van overtuigd dat wij hen niet aanvaarden, er is sprake van haat. Zij integreren onvoldoende in taal, gedrag en westerse waarden en trekken zich terug in hun klaagcultuur. Nochtans laten wij hen consequent in aanmerking komen voor onze ruimhartige voorzieningen, voor nieuwkomers zelfs zonder dat ze een bijdrage hebben geleverd. Nu is niet aanvaard worden een groot affront in hun eer- en schaamtecultuur. Autochtone pleitbezorgers en naïeve hulpverleners reiken hen het eufemisme van de diversiteit aan. Het is een valstrik met contraproductieve gevolgen. De suggestie dat de dominante cultuur je moet aanvaarden zoals je bent, kan immers maar werkelijkheid worden, voor zover je zelfbedruipend bent. Als je je als rijke Noord-Europeaan terugtrekt in een luxe-ghetto in een zonnig zuiders land, dan zal dat getolereerd worden. Schoonmaakpersoneel kan voordelig worden ingekocht en veel verder reiken de contacten met de autochtone bevolking niet. De orthodoxe Jood in Antwerpen, die in het straatbeeld als curiositeit overkomt, wordt getolereerd omdat hij in zijn samenleving zelfbedruipend is. Wie echter voor overleven is aangewezen op de dominante cultuur, in termen van werk en voorzieningen, zal zich op die dominante cultuur moeten verhouden. Elementaire aanpassing is principieel en essentieel. Het drammerige recht opeisen geheel jezelf te blijven – nota bene met achterlijke opvattingen over de verhouding tussen staat en godsdienst en over de verhouding tussen man en vrouw – leidt onvermijdelijk tot isolatie en uitstoting. Laten we er niet omheen draaien : integratie met behoud van identiteit is een waanbeeld.

Onze dominante cultuur is gekenmerkt door egocentrisme en dwangmatig genot. De islamitische culturen cultiveren in eigen kring hun grote gelijk rond religieuze suprematie, primaat van de gemeenschap en historische discriminatie. Zij en wij staan zeer ver van elkaar af en dat is meer dan een faseverschil. Onze culturen verdragen elkaar zeer moeilijk. Abstracte redeneringen over een gemeenschappelijke oorsprong, historische verbondenheid, het verlichte kalifaat in El-Andaluz gaan voorbij aan de realiteit op het terrein hier en nu. Is het echt nodig te refereren aan het harde feit dat wij de Arabieren uit Portugal hebben gezet in 1250 en uit Spanje in 1492, ondanks vijf eeuwen van Arabische beschaving ? We voelen en zijn wederzijds anders en dat is een evidente psychologische bron tot wederzijds cultiveren van een vijandbeeld. Laten we deze grote verschillen nuchter onder ogen zien en ze niet toedekken onder historische of multiculturele sausen.

De grote fouten zijn deze. Wij hebben hen in te grote aantallen toegelaten met hun paternalistische cultuur, die de ontwikkeling van hun gemeenschap en hun gezin belemmert. We hebben uitgeblonken in politieke desinteresse en een politieke partij, die dat hard aanklaagde, in de ban gedaan. We hebben dogmatisch links haar agenda van het politiek correcte denken laten lanceren, we hebben de problemen geminimaliseerd en het spreken erover getaboeïseerd. Dat is onze grote eigen schuld, althans van politiek en media. In omvang beperkte minderheden stellen per definitie minder problemen. Zij nemen een laag profiel aan, integreren, assimileren (Vlamingen in Wallonië) of segregeren zonder dat het aanstoot geeft (oosterlingen). Zodra echter een bevolkingsgroep tot aanzienlijke minderheid uitgroeit, gaat ze zich evident als groep gedragen en manifesteren. Dat geldt a fortiori voor niet-Europese culturen en in uitgesproken mate voor islamitische culturen, die zich moeilijk laten accultureren.

Een onschuldig voorbeeld. Voor een dringende herstelling aan de verwarmingsketel ontbood ik mijn onderhoudsfirma, die een Marokkaanse medewerker stuurde. De man leek deskundig en had al enige ervaring opgebouwd. Voor de zekerheid belde hij nog even met zijn chef vooraleer de ingreep uit te voeren. Mij behandelde hij als de grote opdrachtgever, onderdanig tot en met. Elke zin werd ingezet of beëindigd met meneer. Als meneer dit en meneer dat. Het ging verder dan beleefdheid, wat ik, indien niet zo stroperig, op prijs stel. Een dergelijke onderhoudsmonteur moet mij inderdaad niet met de voornaam aanspreken, daarvan ben ik niet gediend. Maar zijn onderdanigheid irriteerde me. Na afloop vroeg ik hem me uit te leggen wat hij nu precies gedaan had. Dat kreeg ik keurig toegelicht. Hij bood me zelfs de vervangen onderdelen aan als zijnde mijn eigendom. Toen vroeg ik hem wat hij dacht van de installatie. Kon ik daar nog lang mee verder of zou ik een nieuwe ketel moeten overwegen. De man keek me aan en wist niet wat te zeggen. Hij stamelde, begon weer te meneren, kon zich niet redden uit de situatie. Het kwam erop neer dat het allemaal van mij afhing. Met deze man was communicatie niet mogelijk. Hij leefde in een bevelstructuur, terwijl ik op communicatie uit was. Ik wilde hem, als deskundige, om goede raad vragen. In zijn beleving daalde ik wellicht te veel af tot op zijn niveau. Ik voegde me niet in in de bevelstructuur die hij gewend was. Even later belde ik zijn chef. Hij gaf toe dat de man een degelijke werkkracht was, die zeker nog zou opklimmen in de firma, maar dat technisch overleg op gelijk niveau met de klant niet paste binnen zijn cultuur. Hij zou iemand anders sturen voor advies. Nu kende ik die chef persoonlijk, waardoor hij wat loslippiger werd. Een identiek probleem doet zich voor met Joodse klanten, lichtte hij het probleem nader toe. Uiteraard kan hij daar al helemaal geen Marokkaanse monteur naartoe sturen. Maar Vlaamse monteurs botsen in Joodse kringen vaak op die bekende bevelstructuur, eisend en dwingend. De Joodse klanten zijn geen lieverdjes ! Ik verbaasde me over deze toelichting en moedigde hem aan, in de hoop dat de man nog meer zou lossen. Nu zei hij ter afsluiting : onder ons gezegd, Joden en Islamieten, dat is in de grond hetzelfde ras. Arabieren hee. Daar stond ik toch wel even van te kijken. In zijn waarneming was het Israëlisch-Palestijns conflict dus een broederconflict !

Terug naar mijn voorbeeld. Onze multi-culturele medemensen zouden kunnen betogen dat een behandeling als de mijne voor die Marokkaanse monteur als uitzonderlijk overkwam, want dat hij doorgaans neerbuigend wordt behandeld. Goedpraterij. Ik mag verwachten dat hij mijn uitgestoken hand aanvaardt en mij als volwassene en als expert het goede advies geeft, dat ik van hem verwacht. Ik ben de opdrachtgever, hij de expert.

Een tweede voorbeeld. De Volkskrant van 20/11/2004 noteerde een publieke uitspraak van de Marokkaans-Nederlandse psychiater Sidali : Dit is geen dreigement, maar we zijn al met een miljoen moslims. Als we één dag stoppen met werken, gaat Nederland failliet. Deze ontwikkelde man ziet zich niet als Nederlander of Europeaan of Marokkaan maar als moslim !

Al goed dat die Sidali slechts psychiater is, want die heb ik niet nodig. Maar als hij mijn verwarmingsmonteur was, dan kwam hij er niet in !

De conclusie luidt dat de kloof haast onoverbrugbaar groot is. Dat is geen pessimisme, geen ideologie, maar harde realiteit. Deze diagnose erkennen kan het beginpunt zijn voor een nuchter compromis.

Wat kunnen we doen ? We moeten ophouden met bezweringsformules, ons beroep op hoge morele waarden als intellectuele vermomming afleggen en nuchter vaststellen dat we, ofschoon uitermate verschillend, gedoemd zijn tot een minimale vorm van samenleven, althans van elkaar gedogen. Dat is geen negativistische noch defaitistische insteek, maar een realistische. Als we ons niet langer schamen om de werkelijkheid in de verhoudingen tussen wij en zij, wordt het mogelijk op zoek te gaan naar een gemeenschappelijke basis. Deze basis is het vermijden van de confrontatie. De kapstok is niet moeilijk te vinden : een gedeeld gebrek aan burgerschap. Autochtonen hebben hun rechten tot een agressieve ik-cultuur uitgerokken, allochtonen overwaarderen de plicht vanuit een heilig boek. De autochtonen lijden aan een verschrompeld maatschappelijk plichtgevoel, de allochtonen aan een gebrek aan individueel bewustzijn. Vanuit een dergelijk – weliswaar schematisch – uitgangspunt is een economische benadering denkbaar van gelijk oversteken. Nodig is een welzijnsaanpak, gericht op integratie van iedereen : van autochtonen en allochtonen en zelfs van de samenleving en haar dragende instituties. Als concrete opstap stelde de voormalige bondskanselier Helmut Schmidt het plichtjaar voor. Daarover meer in een nog te publiceren bijdrage.

Het alternatief dat luistert naar de dure naam multi-cultureel communitarisme is geen oplossing. Communitarisme staat voor gemeenschap en persoonlijke oriëntatie op die gemeenschap. Multi-cultureel staat voor elke groep op zijn eigen wei. De combinatie van de beide concepten leidt onvermijdelijk tot bewuste segregatie op grote schaal. Het zou verheerlijking betekenen van ieders specifieke gemeenschapsleven, de gelijkwaardigheid van alle gedrag, van alle interne regels, van alle morele standaarden. Dat is in de grond cultureel berusten, cultureel nihilisme, het einde van de beschaving. Toch wordt dit naïeve en romantische geloof haast opgelegd door de politiek. De burger kan er zich niet hard genoeg tegen verzetten.


Herman van Schoten, Schoten, 16/08/2016.
alle rechten voorbehouden : Herman van Schoten.

Geen opmerkingen:

Een reactie posten