Fooien en aalmoezen hebben iets dubbelzinnigs. Wat moet je ermee? Je raakt erover in twijfel tenzij je een principiële lijn hebt getrokken.
Om te beginnen de fooi. Je voelt je aangesproken en wil bedanken voor ontvangen dienstverlening. Of je hebt een glas op en laat het geld rollen. Of je voelt je verplicht. Ofwel een combinatie van deze motieven.
Het is vaak afhankelijk van het moment. Ik erger me bijvoorbeeld aan de ober, die zegt ik kom zo bij u en vervolgens wegloopt. Sommige obers kijken bewust niet op, die onthoud ik en krijgen een stempel: ongeschikt.
We hebben een regel afgesproken. We geven geen fooi. Als leraar kreeg ik nooit fooi, ofschoon ik meer deed dat mijn beste beentje voorzetten. Waarom zou ik dan? Bovendien speelt het prijsniveau mee. Belgische en Nederlandse restaurants zijn gewoon te duur. Welke fiscale en parafiscale redenen men ook aanwendt ter verklaring, voor de klant is het gewoon te duur. Geen fooi dus. In Portugal geven we fooi. De lonen zijn zo laag, dat je het spontaan wil aanvullen en trouwens, de horeca is lang niet zo duur. Op die manier kan je ook nog je kleingeld kwijtraken want dat hoopt zich op tijdens een vakantie. Ik zeg dan wel eens: hier, de kleintjes van Portugal! Dat slaat op een bekend pretpark, dat zowat iedereen kent.
Fooien horen bij de horeca, elders is het minder of zelfs niet gebruikelijk. Een zwartwerker wil je nog weleens naar boven afronden. Ik vergiste me een keer, gaf te weinig en zei: ok, ‘t is goed zo! Het kwam gelukkig als een grapje over. Waarom zou, in dit opzicht, de horeca anders zijn dan andere bedrijvigheid?
Toen we een keer in de VS waren - één keer en nooit meer - viel op dat de restaurantrekening voorziet in een fooi, waarvan je zelf bedrag of percentage invult, dat is de bedoeling. We waren verontwaardigd. Moet het horecapersoneel rechtstreeks betaald worden door de klant? Een kapitalistisch idee, maar niet met ons! In Europa maakten we dat schandelijk misbruik van de klant nog niet mee. Maar het schijnt op te rukken.
Bedelaars zijn een geval apart. De lui, die ‘s ochtends met een busje worden afgezet, geven we niets; aan professionele bedelarij doen we niet mee. Maar het gebeurt dat we een fooi geven, al is dat wellicht niet het juiste woord want er stond geen dienst tegenover. Het is een aalmoes. Ik herinner me een oud vrouwtje, zittend op de trappen van een Portugese steeg, buiten het gezichtsveld van de toeristen. Ze weende, ik maakte een praatje en bedankte voor het gesprek met een stevig bankbiljet, waardoor ik volgens haar in de hemel zou komen, wat nu ook weer niet de bedoeling was.
We gingen een keer mee op een groepsreis naar Napels en ruime omgeving. Een medereizigster gaf aan elke bedelaar wat en er waren er veel. Het was goed bedoeld, deze dame was een intens goed mens, dat hadden we meteen gezien. Wat doe je? Als luxe-toerist een aalmoes uitdelen of niet? Ik voel me dan een hoogmoedige liefdadiger. Bevorder je zo niet dat er almaar meer in het straatbeeld komen? Net zoals het aanzuigeffect van hulpschepen voor drenkelingen in de Middellandse zee? Wat moet je ermee?
In een sociale welvaartsstaat zou caritas niet nodig moeten zijn. In onze samenleving van overvloed zijn er helaas velen zonder dak en eten. Liefdadige voorzieningen hebben dus nog zin. Het is goed bedoeld en het draait op onbaatzuchtige mensen, vrijwilligers genoemd. Maar, hoe je het ook bedoelt, het schept een verhouding van de Goede Mens tegenover de sukkelaar. De gever is een Goed Mens, hij streelt er zijn ego mee. De ontvanger buigt nederig het hoofd, dankuwel. Een vernederend contact, in landen zonder sociale zekerheid beschouwd als ridderlijk en je kan ermee uitpakken (Amerikanen zouden het het liefst nog gefilmd hebben!). Caritas is in wezen de kruimels van de rijk gevulde tafel voor de sukkelaar op de vloer. Het blijft nochtans belangrijk, gezien de vele sukkelaars in onze luxe-samenleving, die men te eten geeft of opvangt. Een pijnpunt van formaat. De dagjespolitiek maalt er niet om.
Caritas is een christelijke traditie. Uit het evangelie van Mattheus: bidt en u zal gegeven worden. En de gever verdient er zijn hemel mee. Je kan het ridiculiserend wegzetten: een verdienmodel. Toch doen we het, we geven maandelijks een vast bedrag aan een goed doel, zodat ze erop kunnen rekenen. Het is anoniem, je scoort geen succes. Het doel is zorgvuldig uitgezocht, zodat onze bijdrage niet blijft plakken aan dure organisatorische zaken. We noemen het subsidie, overigens fiscaal aftrekbaar. Kopen we ons geweten af?
Ik heb een idee om aalmoezen minder noodzakelijk te maken! Hef een flinke belasting op alle publiciteit ipv van ze fiscaal aftrekbaar te houden! Je zou eens wat zien! En met dat vele geld kan je al wat goede doelen systematisch steunen! En vele producten zouden een stuk goedkoper worden!
Is dat geen mooi idee?!
Herman van Schoten, Schoten, Vlaanderen, 02/08/2024.
Alle rechten voorbehouden: vanschotenherman@gmail.com.
Geen opmerkingen:
Een reactie posten