Translate

362. DE VERMAKELIJKHEDEN VAN HET HUWELIJK.

 

Het is een boekje uit 1683. De originele titel luidde: De Tien Vermakelikheden des Houwelyks, spotsgewijze beschreven door Hippolytus de Brye, weduwnaar. Op nieu Vermeerdert, Verbetert en met Kopere Platen verçiert. 


De echte schrijver was Hieronymus Sweerts, uitgever te Amsterdam(1). De auteur maakte een zeer vrije bewerking van Les Quinze Joies du Mariage (2)(3)(4)(5) uit de 15° eeuw, op haar beurt een parodie op de populaire devotie van de Heilige Maagd(6). Het is een smakelijke satire op de oorlog tussen de geslachten en de auteur is op de hand van de man, die als willoos slachtoffer door de vrouw wordt gebruikt voor de verwezenlijking van haar nukken. Een misogyn werkje en een schot voor de boeg van de huwelijksboot zeg maar. De echtelieden proberen elkander met waan en wind te vervullen en de een de ander wijs te maken dat de Vervaarlijkheden van het Huwelijk niet anders zijn dan Vreugden, Geneugten en Vermakelijkheden. Het is hoogst verwonderlijk, aangezien de Huwelijkse staat zoveel verdriet, kommer en ellende met zich sleept, dat de mensen nog zo vurig en begerig zijn om zich daarin te begeven. 


Oei! Als daar maar geen opstand van komt onder de Geachte Lezers en vooral Lezeressen! Een beetje respijt, mag ik U verzoeken! U moet de auteur en zijn bedoelingen willen begrijpen! Sweerts was een satiricus, hij vergroot uit, wellicht om commerciële redenen, hij was ten slotte uitgever. Bovendien was hij een grapjas en jende hij graag de goegemeente. De Franse uitgave stak hem aan om iets gelijkaardigs te bereiden voor zijn Nederlandse lezers. In zijn tijd werd er in intellectuele kringen overigens graag gespot met de starre moraal. Die nadelig uitpakte voor de vrouw, want zij was gebonden aan huis en haard en kon slechts uitgaan in gezelschap en met toelating van haar echtgenoot. Dat gezegd zijnde en met de ogen van vandaag zou je zijn boekje kunnen beschouwen als literaire café-praat van opscheppende mannen aan een cafétoog van pantoffelhelden. 


Welaan dan, nu deze opborrelende onrust bij voorbaat is ontmijnd, zijn we klaar om kennis te maken met enkele van de Tien Vermakelijkheden. 


Het ja-woord is verkregen! Het is langs de valbruggen van haar lippen, als een balsem op je kwijnende hart neergedaald! Al je medeminnaars heb je de loef afgestoken. Er is nog een weinig schaamte en vrees, die zo terstond niet geheel verdreven kan worden, omdat het Huwelijk nog niet gesloten is. Ja, die overschone boezem, waar je je pink tevoren nauwelijks op te zetten durfde, mag je nu, zonder verlof te vragen, als een hutspot omroeren. 


Er was een grens. Premature conversatie was verboden. Toch gebeurde het, niet in het minst om uit te proberen of ze capabel waren. Indien zwanger werd snel getrouwd en beviel de vrouw van een prematuurtje, de pastoor wist niet beter. 


Er kondigt zich echter een kwaaie klus aan. De families moeten samenkomen en overeenkomen. De vermogens worden vergeleken, er wordt onderhandeld en eindelijk komt de gehoopte Vermakelijkheid te voorschijn en de Huwelijkse voorwaarde wijdlopig en rechtsgeldig beschreven en ondertekend. 


Over de bruiloft zelf vernemen we slechts dat er flink gefeest werd en dat Bacchus aan elke tafel vertegenwoordigd was. We zijn een dag verder. Nu mag je niet alleen gemakkelijk uitrusten, maar ook elkander onderwijzen in de Minnekunst, in het hanteren van Venus’ wapenen met al haar begeerlijke Exercitiën. 


Maar lang duurt het niet. Het jonge paar moet rekeningen betalen van Juwelier, Goudsmid, Linnen Verkoopster, Wijnkoper, Koks en Koksjongens. En je Vrouwtje zal huisraad willen kopen want ook de dingen die de huiselijke Ronk aangaan, worden alle dagen opnieuw en grootser gesmeed in de hersenen van die lieve vrouwtjes. 


Nu moet het stel zich overal laten zien en bewonderen en bijval opstapelen als waren het gouden dukaten. En daartoe heeft de Vrouw een nieuwe garderobe nodig, dat spreekt. Niet voor zichzelf, o neen, zij heeft er geen behoefte aan en zij is toch werkelijk niet de koningin van Sheba, maar zij kan er toch niet als een slons bijlopen, wat zouden de mensen niet roddelen over de schraapzucht van haar Man en Meester! Ik doe het voor U Mijnheer! En als het applaus naar zijn einde loopt, zet de Vrouw haar zinnen op de vreemde. Ze verlangt ernaar Brabant en Vlaanderen te zien, beneden Keulen en langs de Rijnstroom, de Kerken, Kloosters, Fonteinen en allerlei vreemdigheden. Wil de Man plezier aan het Vrouwmens beleven, dan moet hij haar willetje volgen, want dit zaniken dag aan dag kan hij aan zijn hoofd niet velen. Hij leert snel op alles ja te zeggen, want dat smeert de menage. En laat hem wel bedenken: 


de allervastste zuil en Keizer Karels wetten, 

zijn eerder dan een Vrouw van hun idee te zetten. 


Het dagelijkse leven komt eindelijk in zicht. De Vrouw begint zich bewust te worden van haar rol als huisvrouw, tot vreugde van haar Man. Maar het is zo wennen! Het omgaan met de nieuwe meid, die zij dient te heten en te gebieden en op haar doen acht te geven, waar ze zich voor dezen nimmer mee hoefde te bemoeien, en dat het haar zo smart om uit haar ouders huis en in een vreemde woning te verblijven. Ze krijgt omgang met de buren en ziet vragende ogen en hoort wantrouwige stemmen alom. Alle mogelijke gedachten schieten haar over en weer door het hoofd. Hoe zit het? Hoe staan de boeken? En ze denkt: ik ben nu al drie maanden getrouwd en ik weet nog nergens van. Alle dingen gaan met mij nog net als toen ik een ongetrouwde Vrijster was. Wel, waar mag dat aan schorten?


Ze ziet haast scheel van vertwijfeling en klaagt: ik moet een kind hebben of ik zal mijn zinnen verliezen. Hier begint de onrust de hersenraderen gaande te maken. En wee de man indien hij geen goed klokkenspeler is! Zij informeert bij alle kennissen hoe ijverig ze door haar mannen geliefkoosd worden, opdat zij horen wil of haar man zijn zaken wel fiks verstaat, of hij zijn werk wel behoorlijk en dikwijls genoeg doet en of hij wel echt bekwaam is.  


Ze krijgt ook goede raad: ik zou mijn Man dikwijls Oesters voorzetten, Eieren, Hanekammen, Zwezeriken, Kaviaar, Indische vogelnestjes en ik zou hem aanraden elke morgen in het Koffiehuis wat Chocolade te drinken en vooral zou ik hem afhouden van Tabak en alle dingen waar je van uitdroogt of die de nieren verkouwen. En zelf zou ik hem zo veelvuldig aantokkelen en zulke kluchtige bokkesprongen verrichten om hem gaande te maken, zodat je weet dat je je devoir gedaan hebt. 


Dan is het zover. Over zwangerschap en bevalling was in de 17° eeuw nog maar weinig geweten. Algemeen was aangenomen dat de grillen van de zwangere vrouw moesten worden ingewilligd. Als ze aardbeien wilde, dan moesten die gevonden worden, zoniet zou het kind kunnen geboren worden met rode, aardbeivormige vlekken. Indien je een goed Man voor je Vrouw wilt wezen, mag je haar in haar lust niet beletten want gewis, het kind zou er iets aan overhouden. Afhankelijk van de seizoenen moet men haar op haar wenken bedienen met Sinaasappelen, dikke Asperges, donkere Kersen, Morellen, Moerbeien, witte Pruimen, Perziken, Abrikozen, Goudappelen, Suikerperen, Okkernoten, Hazelnoten, witte Druiven, Granaatappelen, Kastanjes en duizenderhanden Kooksels die de smul- en snoeplust in gedachten brengen. Ook warme Marsepein, Pastei, Amandeltaart, Koek met Sukade en Utrechtse Huwelijksmakertjes. En Poulet-Fricassée, Duifjes, vette Baarsjes, Kalfsschenkel.


Dan moet de Vroedmoer worden ontboden en deze raadt aan elke morgen en avond een Roemertje of twee van de beste Spaanse wijn, want dat versterkt de vrucht en brengt de Vrouw een goede verkwikking. 


Het grote moment breekt aan. Courage! Het gaat onverhoopt vlot en de Doctor met zijn lepel moet er niet aan te pas komen. De Echtgenoot heeft zich in een zijkamer opgevreten van de zenuwen. De deur gaat open en het pasgeboren wicht wordt door de Vroedmoer overgedragen aan de Kraamheer en hij hoort uit haar mond het gulden woord, het spreukje van 200 jaren oud: Vader, zie, daar is uw kind, onze lieve Heer geeft er jou veel geluk mee of haalt het vroeg in zijn Rijk. 


Maar het kind wil niet zuigen, ja, wat erger is, het krijgt een zware spruw. Baker is er vies van zelf te zuigen, derhalve dienen hier zuigsters van 4 of 5 stuivers per keer opgezocht te worden, of de borsten blijven ongeredderd en zwellen van het zog. 


Omgekeerd geschiedt ook. Als de vrouw te weinig zog heeft, moet een min worden gezocht en dat kan niet in eigen huis want de dienstmaagden zijn ongetrouwd, weshalve onmachtig. 


De vrouw van Doctor Spruyt zegt dat er niets beter is dan het kind eens te klisteren. En Juffrouw Ratels verhaalt dat ze de stuwing in de borsten altijd had verdreven met een Hoornse wortel, die zij uitgehold had en met de holte, als een hoedje, op de tepels gezet had. Deze trok alle zog uit, baarde geen pijn en was zonder enig gevaar. 


De vrouw is nu goedkoop te houden. Zij valt niet zo snoeps uit, want nu is haar niets anders tot nut dan vleesnat, een Krentensopje, Kaneel, Bier-en-broodpap, een gebraden Appeltje of een vers Eitje. 


Het kraambezoek is een heel gedoe en een delicaat karwei bovendien. Want onaangediend aanschellen is niet gebruikelijk in de betere kringen, men zou licht een deuk in de reputatie oplopen en een stempel bovenop. Zodat een gewogen lijst is opgesteld van nieuwsgierigen, aan wie men plichtig is, de notabelen voorop, want de natuurlijke orde moet worden gerespecteerd. En je kan niemand vergeten, anders zou het zoemen van verontwaardiging en achterklap. Er is een gedurige aanloop, het gonst van het getater, iedereen vindt het kind het schoonste dat ze al gezien hebben en het is keurig opgeschikt. De Man prijst zich gelukkig. Hij strijkt vergenoegd de snor en wacht bescheiden doch fier de gelukwensen en de oprechte loftuitingen af en de geschenken zijn overeenkomstig stand en rang. Alle vermakelijkheden zijn uitgekomen! 


Nu volgt een waarachtige Historie van een zeker Vrouwspersoon. Een Vrouw werd door weeën overvallen en na 3 dagen en nachten kon zij nog niet kramen. Ze riep: och, ik kan niet verlossen, tenzij ik zie afsnijden waar ik het door verkregen heb. Ze ging er niet vanaf en daarom besloot haar radeloze Man het Hoogste Offer te brengen. Er werden 3 Doctoren en 4 Chirurgijns ontboden om de noodzakelijke ingreep uit te voeren. Eén der Chirurgijns echter had een verse koeie-uier meegebracht en, na wat kunstig snijwerk en het nodige bloed liet men de Vrouw het resultaat van de door haar gewenste ingreep zien, onderwijl dat haar man luidkreunend en jammerend ons Heer aanriep. Ze was overtuigd en beviel terstond van een blakende zoon. Later kreeg de Vrouw toch weer een dartel vlaagje en haar Man kon onmogelijk uit Venus’boomgaard blijven en dat deed haar zo goed dat ze fluisterde: och, liefste, het stompje is zo goed als geheel. 


Het boek eindigt met een les in de kunst van het opvoeden. Het is dikwijls gebeurd dat de Amsterdamse kindertjes wat weelderig grootgebracht of wat stout van natuur zijn, waardoor die grote stad te klein en haar meesters te onmachtig gevonden werden om hen onder goede discipline te houden. Kijk kijk! 


Dan de radicale raad van de slotzin: het is de mens goed geen wijf aan te raken. Hoho, Hieronymus Sweerts, schrijver en uitgever te Amsterdam! Wat krijgen we nu? Is dit provocatie? Een mislukt orgelpunt? Persoonlijke frustratie? Want, onder ons gezegd en vooral gezwegen, gij mannelijke companen: wat zouden we zijn zonder de vrouwen?! 


Noten:


(1): Sweerts, H., De Tien Vermakelijkheden van het Huwelijk, Querido, 1988, uitverkocht, verkrijgbaar Bol.com, € 8,40.

(2): Les 15 joies du mariage, Gallimard, 2016, uitverkocht; verkrijgbaar in formaat livre de poche, Lireka, € 8,90; linkerbladzijde middeleeuwse tekst, rechterbladzijde hedendaags Frans.  

(3): De Franse uitgave in mijn bezit telt 15 vermakelijkheden. Niet alle Franse uitgaven telden hetzelfde aantal verhalen. Zo signaleert Rabelais 9 vermakelijkheden en Balzac vond er 16. Het was dus een boek, dat eeuwenlang bleef hangen in de geesten. In het Frans komt er nog een minnaar aan te pas, overlijdt de vrouw en stort de man zich opnieuw in een huwelijk, waarin hij wederom de bijrol krijgt toebedeeld. 

(4): Er is een stijlverschil. De Nederlandse tekst is meer rechttoe rechtaan, terwijl de Franse je vergast op subtiele en minder subtiele dialogen, die leren hoe je als vrouw, met grote woorden, gespeelde verontwaardiging, leugentjes om bestwil en gefleem, de man in het gelid kan krijgen. 

(5): de Franse auteur is onbekend gebleven, al werden vele pogingen ondernomen hem/haar te vinden. Een naam naar buiten brengen stond gelijk aan een zekere bekendheid. Zoals Pierre Louÿs stelde: rien n’est plus tentant d’attribuer un bon livre à un bon auteur. Ook de datum blijft voor speculatie zorgen. Het boek verscheen voor het eerst ergens tussen 1382 (bataille de Flandre) en 1450. Dit klopt echter niet. 1382 is het jaar van de bataille de Rozebeke en er waren meerdere batailles de Flandre tussen Engelsen en Fransen, o.a. in 1340 en 1603, ook genoemd batailles de l’Écluse (=haven van Sluis, zijnde de monding van het Zwin). Veel belang heeft het uiteraard niet. 

(6): 15 was in de Middeleeuwen een bijzonder getal. Het was de optelsom van de 7 dagen naar de Sabbat (Oud Testament) en de 8 dagen naar de Verrijzenis (Nieuw Testament). Bovendien verwijst 15 ook naar de hoogtepunten in het leven van de Heilige Maagd, van Annunciatie (op de leeftijd van 15!) tot haar eigen Hemelvaart.


Herman van Schoten, Schoten, België, 27/03/2024.

Alle rechten voorbehouden: vanschotenherman@gmail.com.


Geen opmerkingen:

Een reactie posten