Translate

14. GERRIT KOMRIJ IN PORTUGAL.

Gerrit Komrij is een Nederlands schrijver. Hij wekte mijn belangstelling door zijn Portugees avontuur. Portugal is mijn vakantieland bij uitstek. Ik speur in zijn verhalen dan ook naar herkenning : een wit dorp blakerend in de zon, mensen in slow motion, de doordringend eentonige natuur van de Alentejo naast spectaculaire landschappen in de Algarve en op de eilanden, bizarre gewoontes, ingebakken vriendelijkheid, de matige keuken ondanks eersteklas producten, een zekere  ongeorganizeerdheid die snel tot verwarring leidt (confusão), de rust en eenzaamheid, gebrek aan ruimtelijke ordening en publieke properheid, kleurrijke tegels, nieuwe architectuur met fantasie, gebrekkige wegen maar wel nieuwe autobanen met gesofistikeerd systeem van tolheffing, de weemoed en de fado. En : de Portugees bloeit open als de vreemdeling vijf woorden Portugees spreekt.
Portugal is ook zomerse bosbranden onder een loden hitte, bucolische landschappen, het tv-toestel op onbereikbare hoogte tegen de muur in elk café en restaurant - soms twee zodat je gelijktijdig twee voetbalwedstrijden kan volgen, waardoor het aanzien van de uitbater stijgt - , huizen met huisnummers maar zonder namen, blaffende honden, zichtbare klasse-tegenstellingen, horecapersoneel dat nog echt bedient, nachtelijke sterrenhemel, ouderwetse winkeltjes, een gevoel van teruggaan in de tijd.
Gemoedelijkheid vat het wellicht goed samen. Portugezen zijn eerder Vlaams-gemoedelijk, in tegenstelling tot hun Spaanse buren, die eerder luidruchtig en bot overkomen, een beetje zoals Nederlanders. De twee buren van het Iberisch schiereiland stonden eeuwenlang niet alleen politiek, ook mentaal met de rug naar mekaar. Mentaal is dat nog altijd een beetje zo, de Spanjaarden weten zich beter en de Portugees past zich aan.
Gerrit Komrij nu verzamelde impressies over de twee Portugese dorpen waar hij woonde. Het eerste lag in de provincie Tràs-os-Montes, in het noordoosten. Dat leek een schot in de roos, ver weg van hectisch Amsterdam en het pedante artistieke milieu. Het leek op een idyllisch paradijs maar ontaardde in een nachtmerrie en een vlucht. In de postuum verschenen bundel Brieven uit Alvites komt de lezer een en ander te weten, maar niet de kern van de zaak. Samensteller van het boekje Marc Schaevers laat zich niet uit over de echte reden, al zet hij de aandachtige lezer wel op het goede spoor.
De bron van het conflict met het dorp Alvites zou mogelijk het openlijk etaleren van zijn homoseksuele geaardheid kunnen zijn. Zijn levensgezel Charles Hofman en Komrij zelf legden hun aanvankelijke voorzichtigheid af, naarmate zij sympathie en aanvaarding ondervonden. De lokale bevolking zag het wel zitten, die twee buitenlandse heren in die grote, barokke palácio. De nieuwe huurders pompten er nieuw leven in, gaven werk, zetten hun kasteeltje open en liepen mee in de processie, voorwaar uiterlijke tekenen van integratie.
Na de plotse omslag in de sfeer en de bejegening besloot het koppel in het geheim de aftocht te organiseren. Ze vluchtten een stuk zuidelijker, naar het dorp Vila Pouca da Beira, niet al te ver ten oosten van Coïmbra. Daar leidden ze een tamelijk teruggetrokken leven, al werd Charles vaak in het piepkleine lokale cafeetje opgemerkt. De grote schrijver meed de openbaarheid, waardoor zijn geheimzinnig imago nog toenam. Maar hij kende wel zijn plicht en dus schreed hij ook hier als heilig man mee in de processie. Hier waren nooit problemen. De waardin van het kleine, donkere cafeetje hield hun post bij als ze in het buitenland waren, zij reageert neutraal op de homoseksuele relatie en spreekt met sympathie en ontzag over de Senhores Holandeses. Hun huis en naam wordt zelfs vermeld op een plaquette midden in het dorp, waarop de belangrijkste dingen voor de toerist staan uitgebeeld, in feite zesmaal niets. De betrekkingen met de lokale bevolking waren zonder meer goed. Lang heeft het echter niet mogen duren. Komrij overleed in Nederland en ligt nu begraven op het lokale kerkhof van Vila Pouca. Het onaanzienlijke dorp heeft niets te bieden aan de toerist. Het heeft een drukke doorgaande weg voor vrachtverkeer dwars door het dorp en een pousada, nieuw gebouwd op ruïnes en door Komrij cynisch bekritiseerd. Het is er nochtans aangenaam toeven.
Het is uiteraard mogelijk dat de homoseksuele geaardheid in het ene dorp wel en in het andere geen aanleiding gaf tot animositeit. Toch merkwaardig echter dat de omslag in de lokale mentaliteit van Alvites zo plots en heftig naar buiten barstte, zonder aantoonbaar provocatief gedrag. Dat duidt niet zozeer op een langdurig broeien van ongenoegen maar eerder op een plotse gebeurtenis, die de kaarten had verlegd.
Die gebeurtenis is de aankoop van het huis. De overleden eigenaresse had testamentair 20 jaar vruchtgebruik toegekend aan een soort stichting onder leiding van haar biechtvader, tegelijk pastoor van haar huiskapel. Komrij huurt van die stichting. Als hij met de erfgenamen in Lissabon, na lang palaveren, een koopovereenkomst sluit, loopt het vruchtgebruik nog zeven jaar.
Dat moet welhaast de plotse ommekeer van vriendschap in vijandschap verklaren. De pater-beheerder moet in paniek zijn geraakt. Daar gaan zijn greep op het barokke huis en tevens zijn extra inkomsten. Hij zet de notabelen en de goegemeente tegen Komrij op. Bepaalde kamers en vertrekken en toebehoren, die niet letterlijk in de huurovereenkomst staan vermeld, worden afgesloten. Personeel verdwijnt, er wordt een brandje gesticht. Een middeleeuws complot als het ware, waarmee Komrij minder goed uit de voeten kan dan in zijn literair werk.
In al zijn literair genie vergat Komrij de realiteit. Hij had natuurlijk geduldig de zeven magere jaren moeten uitzitten en dan toeslaan. Hij onderschatte zwaar de macht van de lokale notabelen. Plots was hij van begenadigde vriend een vreemde vijand geworden.
Het boekje leest in een uur of twee vlotjes uit. Het is onderhoudend proza, gezapig, anekdotisch, extra interessant voor wie het land en die dorpen enigszins kent.
In de nog bij leven verschenen roman Over de bergen komt diezelfde vijandschap uitvoeriger aan bod. Komrij legt zijn persoonlijke tragiek hier in de mond van het romanpersonage. Brieven uit Alvites onthult nu postuum dat de auteur zelf het lijdend voorwerp was van de heksenjacht door de op geld en macht beluste pastoor uit Over de Bergen. Het had anders en beter kunnen verlopen, gezien ook het wantrouwen van de dorpelingen in het autoritair beheer van de pastoor. De vreedzame Anjerrevolutie van 1974 had zijn gezag weliswaar aangetast maar zijn macht nog niet aangevreten. Maar er is ook een tweede lezing mogelijk : een vreemde blijft altijd een vreemde, zeker in een land waarin ons kent ons het eerste gebod is.
Komrij had in het Nederlands taalgebied een reputatie. Hij was gevreesd als recensent, berucht om zijn balorigheid tegenover het literaire wereldje, bewonderd om de literaire productie van eigen werk en van vertaalwerk en als gedreven en gewaardeerd samensteller van overzichten van de Nederlandse poëzie doorheen de eeuwen.
In Portugal is hij onbekend. Hij bleef volledig afzijdig van de literaire scène. Dankzij Fernando Venâncio - bekend als schrijver van een Portugese grammatica voor Nederlandstalige beginners - werden enkele boeken vertaald : Over de Bergen en Een zakenlunch in Sintra. Hier is een andere Komrij aan het woord. Hij toont zich in deze korte verhalen een zwierige observator van de anekdotiek van het dagelijkse leven.
Komrij was een geval apart. Hij bleef hardnekkig zichzelf en ging eigenzinnig zijn weg. In die zin is hij te beschouwen als een rebel : lak aan conventies en relaties. In Portugal paste hij zich oppervlakkig aan, uit noodzaak en, naar dus bleek, volstrekt te weinig, waardoor hij de greep op de werkelijkheid kwijt raakte. Hij leefde in zijn wereld van literatuur en romantiek en kon zich dat leven financieel veroorloven. In die Portugese dorpen, afgelegen en leeggelopen en waar de tijd effectief was blijven stilstaan, kon hij zijn cocon spinnen in barokke paleizen, die hem beschutten tegen de waan de dag. Er was daar ook geen lokale culturele elite, waarmee hij rekening moest houden. Er werd eerder beaat naar hem opgekeken door dorpelingen omwille van zijn aparte status in die historische paleisjes, maar die geen benul hadden waarmee Komrij zich bezigheid. Hier en nu in onze Nederlandse en Vlaamse omgeving, gekenmerkt door uiterlijke schijn, conventionalisme en meepraterij, wordt afzijdigheid van de buitenwereld en een zelfbewuste positionering boven het gemeen haast als blasfemisch beschouwd.
Dat asociale karakter, die persoonlijkheid die dwars tegen tendensen en modes ingaat, was zijn persoonlijke conditie om zich consequent te kunnen blijven wijden aan zijn literaire roeping. Zijn werk stijgt uit boven dat van vele van zijn kakelende collega’s, die de tand des tijds niet zullen doorstaan. Dat zou bij Komrij wel eens beter kunnen uitpakken.

Herman van Schoten, Vila Pouca da Beira, Portugal, 20/04/2014.
alle rechten voorbehouden : Herman van Schoten.

Geen opmerkingen:

Een reactie posten