Translate

12. CHARLY DE KIKKER.

Monchique : een naam die klinkt als een klok in het binnenland van de Portugese Algarve. De B+B bevindt zich een paar kms. verder de berg op naar Fóia. Maar de Fiat Punto blijkt al snel het kneusje onder de huurauto’s. Het ding trekt voor geen meter. De smalle privé aanloopweg naar het hotel, op 550 m. hoogte op de zuidflank van de Fóia - hoogste punt van de Algarve op 902 m. - is een test. We halen het drie keer achtereen niet, ik durf ook geen vol gas geven omdat de volgende bocht van beneden af onoverzienbaar is. We beslissen de auto een eindje achteruit te laten bollen, geen probleem want dat doet hij toch al wegens gebrekkige handrem. Dan maar tegelijk voet- en handrem op, motor laten brullen in de één, alles los en weg ! En ja, we halen die lastige haakse bocht naar rechts, schieten verder, ontwijken een boom die ongevraagd half op het weggetje staat en staan weer stil omdat het vervolg weer niet te overzien is. We brullen weer en daar schieten we omhoog tot een scherpe, steile en smalle bocht naar links, maar uit veiligheid rijden we rechtdoor het zandpad op. Na wat maneuvreren achteruit en vooruit staat de auto eindelijk klaar voor de laatste klim. Met loeiende motor bereiken we het hotel Vilafóia. 

De receptiedame staat ons uitnodigend op te wachten : Ja, ik dacht dat ik een auto had gehoord. Ze heet Laila en ze leidt ons een uur lang rond in het kleine hotel, babbelend en taterend en het is aangenaam. Laila blijkt een perfecte gastvrouw te zijn, die ook nog vlot overschakelt van Portugees naar Duits naar Nederlands naar Engels en naar Spaans. Heeft drie jaar in Tilburg gewerkt om centjes te verdienen en spreekt een haast perfect Nederlands. Wel met Hollandse wendingen, toch ?!
Het uitzicht is magistraal : de kustlijn presenteert zich in de verte en ‘s avonds blinken daar tienduizenden lichtjes. De ligging is een schot in de roos. Het hotel dateert van 2009, nieuw gebouwd na de verwoestende brand op deze berg in 2004. Het is een luchtig gebouw met grote terrassen, efficiënt en comfortabel, maar geen grote luxe. Net goed dus ! Het is een B+B, om 17 uur verdwijnt de staf en moet je zelf de voordeur openen en afsluiten. Je moet ook drank halen in de supermarkt als je ‘s avonds wat anders wil dan koffie, thee of fris. Er is weinig volk, de lucht trilt van de warmte, de vogels houden zich stil, een kunstmatig vijvertje loopt klaterend over in een lager bekken, het zwembad ligt er uitnodigend bij. Maar elke keer met onze Italiaanse luxe-auto die berg op en af ? 
We wonen nu dus tijdelijk in Monchique, een gemeente met 5.000 inwoners, waarvan 1.000 buitenlanders. Voor de kusttoeristen is hier weinig te beleven, ze rijden de berg op tot helemaal boven, rapen wat keitjes en leggen die opeen als een merkteken, want dat hebben er hen al zovelen voorgedaan. Dan struinen ze nog wat door de souvenirwinkel, kijken nog eens rond over het weidse panorama, zeggen mooi en spoeden zich weer naar beneden. Het dorpscentrum van Monchique stelt niets voor. Net daarom vinden wij het leuk, achter een glas op het terras van het café. We kijken mee met de stamgasten de auto’s achterna, die rond ons pleintje rijden om dan naar boven te schieten, richting Foía : wie zou dat wel zijn ?! Geregeld toetert en wuift een chauffeur, maar ik mag van mijn wettelijke wederhelft niet terugwuiven : doe het niet hoor !
We gaan uit eten in het eerste restaurant dat we tegenkomen. Het uitzicht van op het terras is bijna even spectaculair als bij ons. Het eten is zonder meer goed, al is er geen vis. Bij het weggaan wil ik door het restaurant naar buiten, maar een Nederlandse man doet teken : je kan ook van het terras rechtstreeks naar buiten. We praten even, de man nodigt ons aan hun tafeltje en we praten gezellig. Hij verneemt dat we op zoek zijn naar een huis voor de winter en haalt er de eigenaar bij, Senhor José. Die neemt ons apart aan een tafeltje en toont op zijn tablet de foto’s van zijn nieuwe huis, de man is zo fier als een gieter. We spreken af eens af te spreken en zo geraken we weg. Dan geeft onze nieuwe Nederlandse vriend zijn telefoonnummer, om eens samen te gaan eten. Zijn Aziatische vrouw reageert prompt : dat doet hij nooit bij vreemden !  Na deze verrassende kennismaking tuffen we huiswaarts. Maar ja, we moeten die berg nog op. Aan de afslag naar ons hotel stop ik, zet de auto in de één, laat de motor loeien, we zijn klaar voor een nieuwe testrit. Beschut door de duisternis zodat we de gevaren minder zien en geholpen door de volle maan geef ik vol gas en we schieten in een lange sprint de berg op, zigzaggen tussen de bomen door, nemen de laatste steile blinde bocht als volleerd rallyrijder en komen probleemloos boven aan. Ik stap uit, kijk tevreden rond en trek voldaan aan de kraag van mijn hemd : heb ik dat goed rechtgezet. Natuurlijk, we kenden het baantje nu al en toegegeven, de fles wijn zorgde ook voor extra gas. Mijn passagier zegt alleen : heb je de sleutel ?
Het is warm, 35-36°. De mensen zeggen eindelijk. Tot de vorige week was de zomer niet veel zaaks en het voorjaar al helemaal niet. Regen, wind, kou, het slechtste voorjaar in jaren.
Maar nu is het te warm voor lange wandelingen. We slenteren wat rond met de auto en komen terecht aan de westkust. Wild en doorgaans verlaten in de winter, maar nu treffen we een volle parking en een strandtentje dat open is : praia da amoreira. Het is een breed zandstrand tussen twee opgeschoten oevers. Er staat een deugddoende bries, de strandwandeling gaat een eind landinwaarts langs de rivier die hier snel langs de afbrokkelende oever schuurt om maar zo vlug mogelijk de zee te bereiken. Het rivierwater wil de zee in en botst op de tegenstroom want het is vloed. Een vader met zijn dochtertje zitten in het rivierwater en samen graven ze een tunnel in de oever. Hun hond wil ook meedoen en doet de tunnel instorten. Dan krijgt hij een andere loebas in de verte in de gaten. Ze staan even stokstijf te loeren en schieten dan als wervelwinden op elkaar af. Het ziet er spannend uit maar ze blijken van een bevriende stam te zijn en roken een speelse vredespijp. Maar dan rennen ze samen recht op ons af, ze willen zich kletsnat tegen onze benen komen droogwrijven en dat hebben wij op het reisbureau niet besteld. Een gezette moeder in bikini stapt op het zandkasteel van haar dochtertje af en verzamelt haar plastieken speeltjes. Een jongetje gaat op in de kinderlijke fratsen van zijn papa, wiens collega’s dit gelukkig niet zien. Eigentijdse jongelui verhuren surfplanken en dat trekt mooie meisjes aan. In de strandtent drinkt een opgedirkt koppel gin-tónico. Een andere man ondervraagt de ober geleerd over het etiket van zijn wijnfles. De ober weet het ook niet, ze hebben hem die fles gegeven en die schenkt hij uit, maar gelaten als een volleerd Portugese ober ondergaat hij het toneelstuk geduldig.
‘s Avonds bekomen we van de vermoeiende dag op het stille terras van het hotel. Alleen het geluid van water, dat zich gezapig in het aangelegde bekken laat vallen, anders niets. Aan de zijkant van het terras zijn mieren druk doende terrein te bezetten. Ze zijn groot, bijna een centimeter, echt groot. De hemel is nog altijd blauw, de zon schijnt nog op de overkant van de vallei beneden ons en op de kustplaatsen Lagos en Portimão. Straks baden die in tienduizenden lichtjes, maar nu zie je nog de grens tussen land en oceaan. Die lichtjes zijn een mysterie. Stadslampen blijven toch gewoon de hele tijd branden ? Waarom gaan die duizenden lichtjes dan de hele tijd aan en uit ?! 
De stilte wordt verstoord door een oudere Engelsman in korte broek, die geheimzinnig in het gras knielt en gewapend blijkt met een fotoapparaat. Voorzichtig beweeg ik me naar hem toe, kniel naast hem neer en kijk hem vragend aan. Hij legt de wijsvinger op de lippen en fluistert frogs en daar schiet warempel een reuzenkikker weg. De man klikt en klikt en zegt berustend : he’s gone. Dan spoelt hij terug en toont mij zijn vangst : 4 foto’s van een kikker. Mijn vrouw zal tevreden zijn, grinnikt hij voldaan, daarmee de relatiepsychologen voor een raadsel zettend. De man schat de kikker op 10 tot 15 cm. en de laatste foto is helemaal prijs : het kleine monster kijkt pal en verrast in de lens, al wil het zeggen : ik doe dit ook maar voor de kost.
Ik voel aan dat van mij ook een bijdrage wordt verwacht en zeg : we noemen hem Charly ! De man kijkt me gnuivend en dankbaar aan, waarop ik het helemaal afmaak : Charly, the superfrog !

Herman van Schoten, Monchique, 16/05/2014.
alle rechten voorbehouden : Herman van Schoten.

Geen opmerkingen:

Een reactie posten