Het melkmeisje (1) kent iedereen. Het
kaasmeisje niet. Het melkmeisje is beroemd omdat het een schilderij van grote
faam is. Dat is het kaasmeisje niet. Toch is er een overeenkomst. Het
melkmeisje is een dienstmeid, die melk uitgiet. Het kaasmeisje is een
dienstmeid die kaas afsnijdt. Hun manier van doen is opvallend gelijkend. Ze
doen hun werk op een rustige, vanzelfsprekende manier, zoals het hoort. Beiden
tillen hun taak op boven het alledaagse, zij stellen de norm voor goed uitschenken,
c.q. goed afsnijden. Daarom zijn ze een rustpunt voor het oog. Bovendien zijn
ze beiden jong, waaraan ze een zekere charme ontlenen. Sexy zijn ze niet, dat
komt niet in hen op. Het portretrecht van het melkmeisje is gekaapt door
Nestlé, dat van het kaasmeisje is vermoedelijk nog vrij. Te koop zijn ze geen
van beiden. Het melkmeisje is een beroemd portret in een bekend museum. Het kaasmeisje is van vlees
en bloed. Misschien is ze een lastig portret, maar dat weet ik nog niet.
Zaterdagochtend om 7.50 uur is het
ideale moment om het kaasmeisje te leren kennen. De weekmarkt is dan net
opgezet, de eerste klanten zijn nog net niet in aantocht. De baas van de
kaaskraam gaat een praatje maken bij enkele collega’s. Zodoende heb ik de baan
vrij voor het benaderen van het kaasmeisje. Dat moet behoedzaam gebeuren. Ze
heeft last van ochtendhumeur, dat zie je op haar strak snoetje. Het is een
gaaf, echt Hollands gezichtje. Maar het is geen doetje. Ze staat stil tegen de
tafel geleund, waarop de kaasbollen liggen. Kijkt onaangedaan voor zich uit,
een beetje wezenloos. Maar vergis je niet. Een verkeerd woord en ze zou kunnen
uitbarsten, dat voel je.
Daarom zeg ik vriendelijk goede morgen !, niet overdreven gul, eerder neutraal. Ook goede morgen, wat mag het zijn ? Ze
snijdt wat af. Goh, zo vroeg nog, maar
voor jullie zit er al bijna een halve dag op, niet dan ? Dat beaamt ze.
Hoe laat komen jullie hier aan ?, waag ik een volgende zet. Nu kijkt ze
me aan. Rond zeven uur, is het
antwoord. Opzetten duurt behoorlijk lang.
Tegen acht uur zijn we altijd klaar. Het gaat goed, ik laat nog maar wat
kaas afsnijden. Plus dan de
reistijd ? Nu stopt ze met snijden en licht toe : we moeten om vijf uur weg, dat is best
vroeg. Ik trek een bedenkelijk gezicht. Dan
kan je de vrijdagavond niet gaan stappen ? Nu klaart het gezichtje op,
ze glimlacht zelfs, ze is ontwaakt. Nee,
houd ik toch al niet van. Ik sta om kwart voor vijf op, snel even wassen en
wegwezen, ik woon maar twee minuten van de loop (2). Anders nog ? Tijd
om te betalen en in te pakken.
Ik zou nog van alles willen vragen,
maar het geeft geen pas. Er komen nog zaterdagen, beetje bij beetje is beter.
Zo kan ik mij langzamerhand inwerken in haar kortetermijngeheugen : o ja, die vriendelijke oude man, niks mis
mee. Ik weet al dat ze in Lichtenvoorde woont, tegen de Duitse grens, meer
dan 200 km. van Schoten. De kaasboer voor wie ze werkt, richt zich op enkele
Vlaamse markten. Altijd weer heen en weer naar de Achterhoek dus. Studeren doet
ze niet meer, maar of de kaas haar levensdoel is, daar ben ik nog niet achter.
Het is wel boeiend natuurlijk, want het zou veel zeggen over haar dromen,
verwachtingen en horizon. In Vlaanderen kaas gaan verkopen is toch van een
andere orde dan met een Erasmusbeurs naar het buitenland trekken. Ook aan het
vriendje ben ik nog niet toe. En wat ze van Vlaanderen vindt ? En krijgt
ze geen kaasarm van dat zware mes en die dikke kaasbollen ? En haar naam,
ik weet niet eens hoe ze heet.
Ik wil het contact warm houden, maar om
een diepere reden. Al weken overweeg ik het, maar ik stel het uit. Ik heb
schrik voor een mogelijke uitval, want ze is niet op haar mondje gevallen en de
jeugd is tegenwoordig brutaal gebekt. Toch moet het er een keer van komen. En
als de eerste stap is gezet, kan ik vrij en ongedwongen mijn volgende vragen
stellen, dan ligt de baan vrij. De eerste stap is het moeilijkst.
De vraag cirkelt door mijn hoofd
terwijl ik de paar straten naar de markt toe loop. Er is geen kat op straat,
zodat ik zelfs luidop zou kunnen oefenen. Hoe ik het zou aanpakken dus. Ik heb
al diverse formules uitgeprobeerd, maar de minst provocerende heb ik nog niet
gevonden. Misschien moet ik het er maar onvoorbereid uitgooien, tussen twee
plakken kaas, als haar arm met het mes net de neerwaartse beweging heeft
ingezet, zodat ze me direct kan aankijken. Het komt hierop neer. Of ze weet dat
er over haar ambacht een roman is geschreven, door onze Willem Elsschot (3)
? Dat wil ik haar vragen. Maar ik ben er een beetje beducht voor, want de kans
bestaat dat ze er nog nooit van gehoord heeft. En dan komt er gelijk een einde
aan deze kaasflirt.
Eens die horde genomen, zou ik moed
vatten natuurlijk. Of ze het melkmeisje kent, waar ze op lijkt, van Johannes
Vermeer ? Is zijn melkmeisje niet ook uit haar streek ? Er zou zo maar
heel gewoon een spontaan contact kunnen groeien. Misschien mag ik de
kaasfabriek in haar buurt wel komen bezoeken ?
Dan is er nog die opperste betrachting.
Helemaal moeilijk. Ik draai rondjes in mijn hoofd over hoe ik het zou
aanpakken. Ik zie haar ontdane blik al voor me, als ik beken wat er door mijn kop
spookt. Als ik daarover begin, moet ik zeker zijn dat haar kaasbaas ver uit de
buurt is. En geen klanten natuurlijk. Misschien op een koude zaterdagochtend.
Of als het regent. Op een moment dat mijn onverhoedse bekentenis alleen maar
een zonnestraal kan zijn op een bezopen dag. Dat zou de perfecte camouflage
zijn.
Ik zou haar diep in de ogen willen
kijken en zeggen : ik wil je graag beter leren kennen, gewoon, omdat ik aan
een gedicht bezig ben over een kaasmeisje met ochtendhumeur.
Noten :
) (1) : Vermeer,
J., Een Meyd die melk uytgiet, Rijksmuseum,
Amsterdam.
(2) : loop : kippenren, althans volgens Lafeber,
A.P.M., Het
dialect van Gouda, Die Gouda, Gouda, 1967 :
gaad is keike ovve de kippe in de loob benne ov in et
légok; hier
bedoeld doorgang ?, afspreekplek ?
(3) : Elsschot, W., Kaas, diverse uitgeverijen.
Herman van Schoten, Schoten, België,
24/06/2017.
alle rechten
voorbehouden : vanschotenherman@gmail.com.
Geen opmerkingen:
Een reactie posten