Translate

56. UW PLAATS AAN DE HAARD IS LEEG.

Meneerke Peters is een geziene figuur in het dorp. Hij is geen notabele, maar desondanks een heertje. Hij draagt een plechtig kostuum en een hoed, die hij om de haverklap afneemt om te groeten. Hij schrijdt stijf en plechtig vooruit, de sigaar horizontaal recht voor zich uit, vooral als hij zat is. Dat is hij meestal na werktijd. Die begint erg vroeg en eindigt reeds om 15 uur. Hij is vertegenwoordiger voor een grote drukkerij en kan zich het een en ander veroorloven. Om 15.25 uur stapt hij het dorpscafé binnen. Hij zegt niets, de pint komt vanzelf. Omstreeks 18 uur verlaat hij de gelagzaal en schrijdt naar huis. Onderweg groet hij plechtig de omstaanders in een soort Frans dat toen mode was : bonjour ! Alles bon ? Hij houdt zich recht, al willen de benen alle richtingen uit. Ik zit kruislings bovenop het poortje dat de achteringang van ons huis beschermt en kijk hem bewonderend na. Ook voor mij licht hij de hoed ! Dat is nog eens een heer, een gentleman, ik wil later ook zo’n seigneur worden !  
Mijn moeder krijgt het tafereel in de gaten en ondervraagt mij. Dat is geen goede man. Ge moet daar niet mee praten. Ge gaat later toch niet worden zoals hij ?
Meneerke Peters begint mij te kennen en ik hem. Reeds van verre pieren zijn doorlopen ogen mijn richting uit. Ik heb de indruk dat hij al van ver probeert in de plooi te lopen. Uiteindelijk waag ik mijn kans. Meneer Peters, goedemiddag. Alles bon ? Hij draait geamuseerd het hoofd maar neemt de sigaar niet uit de mond. Manneke, de groeten aan madam uw moeder. En meneer uw vader, mijn complimenten.
Die avond schemert het me voor de ogen. Ik stijg op en word omgeven door wolken van galanterie. Het leven heeft wat voor mij in petto. Wat een geluk dat hij dagelijks mijn pad kruist.
Mijn moeder bereidt de gebruikelijke eenvoudige maaltijd voor mijn vader, die zwijgend eet. Dan zet hij zich in de zetel en valt in slaap. Ik ben jaloers. Al zo dikwijls heb ik geprobeerd mijn ogen te sluiten en in slaap te vallen. Voor een joch van 12 valt dat niet mee. Ik ben nog niet volwassen, dat is pijnlijk duidelijk.
Op een goede dag is mijn moeder buiten haar normale doen. Ze kijkt me met grote ogen aan en roept me tot de orde.
Weet ge wat er gebeurd is ? Ge weet toch wel dat meneerke Peters thuis het beest uithangt?
Mijn mond valt open van verbazing. Wat zegt ze toch nu ? Het verhaal van mijn moeder is schokkend.
Weet ge wat hij heeft gedaan ? De hele straat spreekt er schande van. En maar de grote jan uithangen.
Ik raak verlamd van spanning. Mijn moeder gaat een grote ramp onthullen, mijn ideaalbeeld van de toekomst zal onderuit gaan, ik voel het.
Hij komt toch altijd afgeborsteld thuis aan ? Vriendelijk voor iedereen ? Behalve dan voor zijn vrouw.
De spanning snijdt me door de keel. Dan komt de mokerslag. Hij moet als gewoonlijk ruzie gekregen hebben met zijn vrouw. Om aan die kenau van een vrouw te ontsnappen, ging meneerke Peters de trap op naar boven. Plots keerde hij op zijn passen terug, bleef boven aan de trapleuning staan en staarde zijn vrouw beneden aan als slachtoffer van de genadeslag. Hij opende zijn gulp en piste naar beneden. Wie is hier de baas ? zou hij nog geschreeuwd hebben.
Toen zakte hij ineen. En stierf de dood van een overmoedige held.
Maanden na de begrafenis slenter ik over het kerkhof. Mijn familie ligt hier begraven, zodoende, en plots sta ik voor het graf van meneerke Peters. Het opschrift op een klein bijzet-gedenkteken treft me vol. Want er staat geschreven : uw plaats aan de haard is leeg.
Maar meneerke Peters was nooit thuis.
Toch koester ik zijn voorbeeld. Ik draag nu pak en das, voorlopig nog zonder hoed.
Als een heertje.
Herman van Schoten, Schoten, België, 27/02/1994.
alle rechten voorbehouden : vanschotenherman@gmail.com.


Geen opmerkingen:

Een reactie posten