Translate

28. OVER GOED WENEN EN SLECHT WENEN.

Clarice Lispector (1) onderscheidt twee manieren van wenen. Slecht wenen noemt zij de onophoudelijke stroom tranen, zoals van een kind dat iets niet krijgt. Deze tranen luchten niet op, ze putten je uit. Vermoedelijk bedoelt ze egoïstisch huilen, om aandacht, dat geen consideratie verdient. Goed wenen daarentegen is respect hebben voor je zwakte. Milde tranen, van legitiem verdriet. Hier bedoelt ze wellicht verdriet omwille van verlies of tegenslag of ongeluk, ik vul het voor haar in. 
Ik denk dat ik haar begrijp, maar toch. Haar eerste soort, het egoïstisch wenen, als chantage zeg maar, tel ik niet mee. Waardoor deze indeling irrelevant wordt. Ik ben dan ook van een andere ween-school. Mijn onderscheid is fysiek versus geestelijk wenen. Of, als u verkiest, uitwendig tegenover inwendig wenen.
Fysiek wenen is tranen storten. Tranen met tuiten of zachtjes doorhuilen. Vergelijkbaar met regen : een gezapig buitje, stortregen, een orkaan. Dat doet iedereen wel eens, veronderstel ik, al zullen sommige mensen dat alleen in het verborgene doen. Anderen beschouwen publiekelijk weeklagen dan weer als maatschappelijke norm, bijvoorbeeld bij persoonlijke rampen in Arabische en Afrikaanse landen. Het lijkt er soms op dat aan het volume van het geween en zelfbeklag de mate van verdriet kan worden afgelezen. Hoe noordelijker, hoe minder water er stroomt, zo lijkt het toch. De maatschappelijke norm lijkt van zuid naar noord te wijzigen : zelfbeheersing is een meer noordelijke deugd. Het verdriet hoeft er niet minder om te zijn. Misschien zelfs integendeel. Wie er een langdurige lamenteer-scène heeft opzitten, is het verdriet al gedeeltelijk kwijt, die kan de volgende dag alweer normaal verder met het dagelijkse leven. Althans, je komt in de verleiding er zo over te denken. Misschien daarom dat dergelijk ostentatief naar buiten tredend verdriet, op tv haast dagelijks te zien, ook niet zo ernstig wordt genomen, men voelt aan dat er een stukje toneelspel bij zit.
De inwendige wener daarentegen knaagt het aan hart en ingewanden, hij is er van onder de voet. Als hij geen uitlaatklep vindt, kan het verdriet meer en meer gaan knagen, als een alles vretende kanker. Daarom zegt men dat erover praten helpt. Dat nu weet ik net niet, want praten is ook maar een modieus verschijnsel, ons aangepraat door een  beroepsgroep die daar professioneel garen bij spint : het legertje psychologen en gedragsdeskundigen, dat altijd klaar staat. Het verdriet counteren kan immers ook op andere manieren. Klassiek is het zich storten op werk. Of op bezigheden. Afleiding is weliswaar een kunstmatige verdrietdoder, maar even zo goed efficiënt.
Zodra de afleiding wegvalt, openbaart het verdriet zich weer als het monster, dat tijdelijk weg was, maar nu weer de kop opsteekt. Daarom is vakantie een gevaarlijke periode. Je hebt eindelijk tijd om niets te doen en bam, daar komt dat verdriet al opzetten. Plannen mensen om die reden hun vakantie overvol met dagprogramma’s en animatie-activiteiten ? Om niet met zichzelf te worden geconfronteerd ? Op de vlucht dus, voor zichzelf ?
De animatie-industrie is niet de enige, die er garen bij spint. Je hebt ook de rampen-opvang-industrie. Er moet maar een kleine ramp gebeuren of de psychologische opvang wordt al direct aangeboden, precies omdat die altijd paraat staat.
Deze professionele opvangers zijn geen zegen maar een ramp op zich. Natuurlijk, zij zorgen voor werk, maar afgezien daarvan ligt er wel een bedenkelijk mensbeeld aan ten grondslag. Dat van de hulpeloze burger, die niets zelf kan en in alles moet worden opgevangen en gepamperd. In de grond spruit die goedbedoelde hulp voort uit een negatief mensbeeld…
Persoonlijk ken ik iemand die nooit emoties vertoont. Noch van verdriet noch van vreugde of geluk. Men noemt hem een beetje cynisch Smiley. Ik had wel eens een fantasie over hem. Zou hij thuis in de keuken de uien pellen en snijden om toch ook eens te kunnen ervaren dat zijn ogen tranen ? Onlangs openbaarde hij zich. Spontaan verklaarde hij dat zich niet heeft kunnen aanpassen aan zijn nieuwe woonomgeving. Hij woonde 50 jaar elders en kende daar iedereen. Af en toe gaat hij nog eens naar die oude vertrouwde omgeving en wandelt dan langs zijn platgetreden en precies daarom gekoesterde paden en straten. Ik zag in zijn ogen dat hij inwendig weende. Dus toch. De mensen die hem zijn bijnaam hebben gegeven, zijn hard voor hem geweest, ofschoon hij van die naamgeving niet op de hoogte is. Bij het geven van bijnamen wordt de betrokkenen doorgaans niet geconsulteerd, vandaar. Hoe zouden ze mij noemen ?
Nu is er nog een aparte vorm van huilen, wenen omwille van geluk. Een dame die een huwelijksaanzoek krijgt, of toegesproken wordt dat ze zwanger is, al kan dat ook in de categorie verdriet terechtkomen. Tranen van geluk bij bijzondere ervaringen, die eerder schaars zijn, topervaringen eigenlijk. Dit wenen opent dan weer de deur naar weer een andere indeling : gelukkig en ongelukkig wenen.
Kijk nu toch eens waar een eenvoudige titel over goed en slecht wenen toe leidt !  Zou daar al een eindwerk over zijn geschreven ?
Noot :
(1)   Lispector, C., De ontdekking van de wereld.

Herman van Schoten, Schoten, België, 01/06/2016.
alle rechten voorbehouden : Herman van Schoten.

Geen opmerkingen:

Een reactie posten