Translate

172. WE BLIJVEN LACHEN !


We blijven lachen ! Dat is de lijfspreuk van heer Brekel in een verhaal van heer Bommel in de bekende reeks van Marten Toonder. Deze auteur beoefende een apart genre. Hij was tekenaar, maar voorzag zijn tekeningen niet van tekstballonnetjes, maar van een heuse ondertekst per plaatje. Toonder is in Vlaanderen onbekend en dat is me een raadsel. Hij paart humor aan wijsheid en stelt op een grappige manier de menselijke pretentie aan de kaak. Zijn uitgever, de Bezige Bij, eerde hem bij leven door hem op te nemen in de galerij van grote Nederlandse schrijvers. Hij tilde het genre van strip op tot literatuur. Ik heb er een verzameling van.

We blijven lachen ! Heer Brekel verkoopt lucht aan prettige afbetalingsregelingen. Hij zoekt altijd weer naar lichtpuntjes in het leven van de mensen, maar uitsluitend voor eigen profijt.  Mensen trappen erin. Een valsspeler.

Toonder zag vooruit. Het lachen is vandaag de dag het verkoopargument bij uitstek. Neem nu de televisie. Jeroen Meus bijvoorbeeld is een gewaardeerd kok. Menig hardwerkend jongmens raadpleegt ’s avonds zijn recepten om snelsnel wat lekkers op tafel te toveren voor het hongerige gezin. Hij heeft zijn verdienste. Maar hij meent de kijker te moeten entertainen. Nu heeft hij zich ook nog begeven aan ontspanningsprogramma’s ! Van het tv-lachcircus. U kent dat, die kwissen en zo waarin om de haverklap luid wordt gelachen om flauwe grappen of gewoon omdat de regisseur het voorschrijft. Blijven lachen is tegenwoordig een tv-format. Er zijn deelnemers, die lachen als een boer met kiespijn, maar ja, daarvoor zijn ze ingehuurd. Dat tweederangsartiesten zich daaroe lenen, alla, ze moeten ook de kost verdienen, maar gewaardeerde tv-figuren als Tom Waes doen er ook aan mee. Hij woont in mijn gemeente. Naar het schijnt – maar dat is onder ons -  heeft hij na zo’n studiodag vol verplichte lach zich eens afgereageerd op zijn vrouw Mieke : doe me niet lachen, niet gij ook nog…

Dat geforceerd lachen dient een doel : de kijker in slaap wiegen. De tv is bijgevolg populistisch, dat kan je op zowat alle kanalen vaststellen. Brood en spelen elke dag. Goed, het is niet zo erg als gelovigen voor de leeuwen gooien in een Romeinse arena. Maar toch, de tv is een visueel alternatief voor de slaappil en er ligt een media-taboe op ernst, het is dieptreurig. Een vriend opperde zijn tv de deur uit te doen. Ik begrijp hem. Zelfs de informatieve programma’s zijn geëvolueerd naar infotainment. Gelukkig zijn er ook echt goeie lachprogramma’s, meestal van Britse snit. Zo was Falwty Towers klasse en ook bijvoorbeeld Black Adder en Mister Bean. En president Trump heeft het amusement op een hoger niveau getild, reden waarom hij herkozen zal worden.

Britse humor is top. Franse humor is dan weer geforceerd, billenkletserij, Louis de Funès op kop. Nederlandse humor is gemaakt, rationeel en saai, Belgische surrealistisch en ontwapenend, wat blijkbaar niet iedereen kan pruimen. Duitsers, hebben die humor ?

Ik voor mij houd van situatiehumor. Dat ligt vaak subtiel en altijd direct. Als je het navertelt is het effect nooit meer hetzelfde. Zo stond ik onlangs aan de kassa van de Carrefour. De kassierster was een studente. Ze dragen een t-shirt met in koeien van letters : STUDENT. Als er weinig klanten zijn, vraag ik wat ze studeren. Dat blijkt vooral psychologie en aanverwante toestanden te zijn. Soms tref je een jurist, eenmaal zelfs een ingenieur, nota bene een meisje ! Zegeljes of bonnen ?, vroeg ze. Ik zeg : Disney-bonnen, omdat ik die weggeef aan de buurman. Helaas, die actie is voorbij. We hebben er nog, zegt ze, maar dan moet u een kind bij hebben ! Ik kijk ze enigszins verbauwereerd aan, waarop ze lachend zegt : dan moet u snel zijn ! Besmuikt gelach in de rij klanten, de kassierster lacht luidop.

Mijn tandartse ken ik al dertig jaar. Dat heeft geleid tot een zekere vertrouwelijke omgang, zij het op afstand. Nu moet ik geregeld op controle, ik heb last van tandsteen. Of het komt door het kalk in het leidingwater weet ik niet, ik stel alleen vast. Nu ben ik een driftige poetser, meestal toch. Zegt ze : ik moet vandaag niets doen, je hebt uitstekend gepoetst ! Ik zeg  ja, ik moest wel, de vorige keer had je mij streng toegesproken ! Zegt ze : dat was de bedoeling, juf moet soms streng zijn. Nu zeg ik : wat is mijn beloning ? Zij : ik benoem je tot patiënt van de maand ! Ik : een kus van de juf ? Ze lacht, rommelt in een voorraad en schenkt me een tube tandpasta. Kijk, dat stelt dus als humor niet veel voor, maar het is het wel ! Dankzij de lange patiëntrelatie kon dit. En mijn echtgenote was erbij, want anders zou je je tweemaal bedenken, me-too weet je wel. Je moet zo uit je doppen kijken, de omgang met mensen is gespannen geworden, vooral jonge vrouwen staan klaar om je neer te bliksemen. Door mijn beschaafd voorkomen haal ik bij voorbaat de lont eruit, ze vinden me een apart type en houden zich in.

Ik houd ervan mensen verrassend op het verkeerde been te zetten. Vaak ontdooien ze direct, soms reageren ze afwijzend of niet begrijpend. Het levert me soms een aarzelende bejegening op, als mensen niet weten wat ze aan me hebben, ze kunnen het niet plaatsen. Humor is het zout op het leven, toch ?! Maar gespeelde of platte humor, daar houd ik niet van. Het is bezighouderij en vooral preventie tegen mogelijke confrontatie. Een lastige klant kan je best met aangeleerde humor benaderen. Zo is humor vandaag de dag verworden tot een drug om aanvaringen te voorkomen. De afstand wordt er groter en groter door. Zo helemaal beredeneerd, aangeleerd in een klantencursus en al helemaal niet spiritueel. Prettige dag nog…

Personeel dat met klanten moet omgaan, ze zetten allemaal een smile op. Het moet vermoeiend zijn, altijd weer die professionele glimlach. Zouden ze er geen kramp van krijgen ? Ik zou het niet kunnen, het zou me snel forceren. In mijn vakgebied, het onderwijs, mag gelachen worden, maar als leraar moet je er gedoseerd mee om springen, anders verlies je je gezag. In de grond is altijd lachen de ander een rad voor de ogen houden. Maar je moet ook wel toegeven : een donderkop of droogstoppel is een slechte verkoper. We hadden autopech in Catalonië en moesten worden getakeld. Daar word je niet vrolijk van. Na twee uur wachten kwam de lokale wegenwacht. De man had al van ver een brede lach en hij bleek een rasechte humorist te zijn. Eerlijk, de spanning ebde weg en in de cabine van zijn truck leek het alsof we op uitstap waren met een grappige gids. Zijn - spontane ! – lach herleidde het grote probleem tot een probleempje, de zon scheen plots weer. Deze man was een natuurtalent, hopelijk sturen ze hem niet op cursus. Zijn hulp was dan ook nog uitstekend. 

Je hebt veel stand-in-comedians. Neemt u mij niet kwalijk, meestal met gezochte, flauwe humor. En sommigen met een pretentie van hier tot in Amerika, waar het genre ook vandaan komt. Ze doen het voor de kost, het is pijnlijk. Urbanus is de beste Vlaamse tv-humorist, maar eerlijk, zijn grappen zijn zowel ontwapenend als flauw. Af en toe dien ik in dit blog een kleine injectie aan humor toe. Waarna ik weer kan overgaan tot de treurige orde van de dag.

Niets zo erg als moppentappers. Goed, er zijn er bij waar je hartelijk om kan lachen. Maar die beroepsmoppentappers, vreselijk. Ik ken iemand, die boekjes met moppen verzamelt. Bij bijeenkomsten, meestal begrafenissen, klampt hij mij aan en serveert me de laatste lading, ik ga op de loop voor hem. Laatst was hij er niet bij, ik dacht zou hij dood zijn ?

Op vakantie verzeilden we in een B+B van een Belgisch bakkersechtpaar in de buurt van Albi. Allemaal Vlamingen plus een stel verloren gelopen Zwitsers. Aan de gemeenschappelijke tafel ontpopten twee Gentenaars zich als regelrechte grapjassen. Aanvankelijk moesten we echt wel hartelijk lachen, vooral door hun dialect, maar ze wisten niet van ophouden, het werd vervelend. De Zwitsers aten snel hun portie en verdwenen. Wij ook. Er valt ons trouwens iets op in die Vlaamse B+B’s in het buitenland, ze leven van familie, vrienden en kennissen en als onbekende klant ben je snel een vijfde wiel aan de wagen. Sommige vragen ook prijzen om van achterover te vallen. Maar er wordt meer gelachen dan in een anoniem hotel, dat is waar.

Soms verbergt humor radeloosheid. Zo was er de man, die zijn leven lang worstelde met ernstige lichamelijke gebreken. Op zijn jarenlang ziekbed sprak hij telkens weer deze woorden : tegenslag is ook slag. De eerste keer ging het door merg en been, daarna besefte je dat het een verdedigingsmechanisme was, wat moest hij anders.

In Portugal, waar de mensen weinig verdienen, ervaren we de meesten, met wie we in contact komen in horeca of als poets- en onderhoudspersoneel, als opgeruimd. Het zal wellicht de volksaard zijn, altijd bereid om te helpen. Ik vroeg er een paar keer naar. Zei een jonge toezichthoudster in een kerk in Lissabon : wat moet ik anders ? Het leven is zo moeilijk, ik kan niet rond komen, met kromme zin maak ik het voor mezelf nog moeilijker, ik zet een vrolijk gezicht op. Lachen als overlevingsmodus.

Je wordt een dag ouder en de bezadiging neemt bezit van je. Humor is een perfect medicijn, niet alleen om te ontsnappen of te verdoven, maar tegen de alledaagsheid van het leven. Op een mindere dag ook tegen de grauwheid. Humor is noodzaak.

We blijven lachen.

Herman van Schoten, Schoten, België, 10/07/2019.
Alle rechten voorbehouden : vanschotenherman@gmail.com.

Geen opmerkingen:

Een reactie posten