Translate

150. STADSBEHANG.




Het klinkt oneerbiedig. Behang heeft een wat negatieve bijklank gekregen, althans het traditionele papierbehang. Vroeger was er niets anders, het was pappen en plakken. Nu is er een ruime variatie aan muurversiering gekomen. Wie het eenvoudig wil houden schildert de muren, eventueel per ruimte in een variant van dezelfde kleur. Voor meer fantasie kan je terecht bij vinyl, vlies, glasweefsel, decoratief textiel en dergelijke. Je kan je werkelijk uitleven, van je huis een hoogstpersoonlijke thuis maken, alleen al in de muurbekleding ! Iets meer fanatiek kan je met de lichtknop de muren ook nog in de gloed zetten, die past bij het humeur en de sfeer van het moment.

Met stadsbehang is iets gelijkaardigs aan de hand. Stadsplanners en beleidsmakers willen hun bewoners een gezellig thuisgevoel van peis en vrede geven, het bevordert ook het veiligheidsgevoel. Je ziet bijvoorbeeld meer en meer zitbanken en individuele stoelen, kriskras weggezet op een groot plein, lounge in de openbare ruimte ! Fonteinen in alle kleuren van licht ! En voor stadskinderen al die speeltuigen, heerlijk ! Je ziet zelfs speeltuintjes op een open ruimte, waar je normaal een troosteloos appartementsgebouw zou verwachten. Hier in Portugal wonen we aan een groot speelplein, waarop we vanop drie hoog neerkijken. Er wordt wat af geravot en voor de al wat oudere kinderen wordt het skaten. Soms is er een ongelukkige botsing, met een huilpartij tot gevolg, het echte leven !

Stadsbehang is er ook in negatieve zin. Publiciteit overal en op de gekste plaatsen. Er bestaat zelfs een Amsterdams pr-bureau met deze naam ! Ze stellen het idealistisch voor : of het nu gaat om wildplak, flyers, buitenmedia zoals posterframes en sandwichborden, advertentieruimte in uitgaansgelegenheden, zadelhoesjes of stoepkrijtgraffiti. Wij zorgen ervoor dat uw drukwerk zichtbaar wordt op gewenste plekken en ook zichtbaar blijft.

Het moest verboden worden ! Hoe heerlijk zou een stadscentrum zijn zonder publiciteit ! Van Cuba herinner ik me niet zoveel – de revolutie had vooral treurnis gebracht – maar wel een publiciteitsvrije openbare ruimte ! Daar ging rust vanuit, dan pas realiseer je je dat overvloedige publicitaire prikkels irriteren en opjagen. Nadeel was het ontbreken van wegwijzers, maar vooruit, je vond wel een jonge Cubaan op de fiets om even voorop te rijden. Het jachtige ritme van werk, gezin en ontspanning wordt nog versterkt door de publicitaire boodschappen overal, waar je niet aan kan ontsnappen. Gejak en gejaag op straat en ook nog thuis op tv ! In mijn Vlaamse gemeente hangt onder de straatnaam ook nog de naam van de sponsor, echt waar ! Zou het nog gekker kunnen ? De verkeersberichten boven de snelweg bijvoorbeeld, zouden die niet afgewisseld kunnen worden met reclame voor coca-cola of, in verkiezingstijd, voor de betere politieke partij ?! Oei, als ik ze nu maar niet op slechte gedachten breng…

Of je verkeerslichten, wegwijzers, wegversmallingen, verkeersdrempels, zebrapaden, verlichtingspalen, vuilbakken en dergelijk meubilair tot stadsbehang kan rekenen, weet ik niet. Wat ik wel weet : er is er veel te veel van. Dat is met alles zo. Een marktverkoper klaagde over de concurrentie : meneer, er is van alles te veel !

Soms meent een eigenaar zijn woning te moeten schilderen in felrood of ze te moeten opsmukken met de nationale vlag, zoals gebeurde bij een Portugees café in Antwerpen. De gemeente pleegt dan in te grijpen, het moet niet te gek worden. Maar diezelfde gemeente maakt het ook wel eens te gek. Het aantal kunstwerken op de openbare weg neemt epidemisch toe. Elk kruispunt of plein is een potentieel doelwit voor weer een kunstwerk. In Portugal loopt men zelfs voorop vermits daar de ontelbare rotondes geschikt worden geacht voor het etaleren van lokale kunst. De snelheid van vermenigvuldiging knaagt aan de kwaliteit, de selectiecriteria zijn losjes, je vermoedt dat je gewoon de burgemeester moet kennen en dat het dan wel lukt. Heb wel eens de verkeerde afslag genomen, door het gapen naar zo’n kunstwerk.

Ik heb iets tegen het volzetten van lege ruimten. Het Operaplein in Antwerpen : vroeger een troosteloos plein met liefst tweemaal twee rijbanen, nu verkeersvrij, groot en leeg. Er werd gelijk over geklaagd, het is toch zo leeg ! Het trein- en metrostation Parque das Nações in Lissabon : een staaltje van hedendaagse architectuur, je vindt het prachtig of je vindt er niks aan, maar het heeft iets, zeker wel. Hebben ze binnenin toch wel vergunning gegeven voor stalletjes allerhande en zelfs een heuse boekenwinkel, midden in die grote open ruimte ! Architect Calatrava moest het weten, hij zou met een grove borstel grote kuis komen houden ! Het moet allemaal vol staan.

Nu zou je denken, ja, dat is gewoon commercieel. Brengt die ruimte nog wat op want het heeft een aardige cent gekost natuurlijk. En zo kunnen een paar kleine luyden toch ook een boterham verdienen ! Kan zijn, maar er is meer aan de hand. Het is psychologie ! Mensen verdragen geen leegte om zich heen. Net zomin als stilte. Leegte en stilte zijn taboe. Maar voor de onthechte ziel is er toch niets mooiers !  Een hemel vol sterren en zonder kunstlicht wegens geen straatlantaarns in het slapende hoge dorp Évoramonte, je zou er ’s nachts voor opstaan ! Als er toeristen in de buurt zijn, is het om zeep natuurlijk, die moeten luid becommentariëren, sstt, hou je waffel ! Recent op de Vlaamse tv nog Michael Portillo in zijn programma Great Continental Railways. Zit hij in een kano op een meer in Finland en spreekt hij deze woorden : ik hoor hier alleen maar…stilte ! Voor de stadsmens, die hij bekent te zijn, is stilte een schaars goed, een kleine goudklomp !

Leegte en stilte stellen hoge eisen. Ik herinner me de paniek van onze pekinees op het strand van Oostende : zoveel leegte, hij krabde tegen mijn benen op, help, pak me, pak me ! Ook mensen willen gepakt worden, ingewikkeld in een deken van bekende geluiden en vertrouwde voorwerpen. En daarom zetten we alles zo vol mogelijk. Het geeft de illusie van leven, van betrokkenheid, van zingeving. Mijn partner en ik willen nog wel eens binnenstappen in een leeg restaurant, we malen daar niet om. Wat zie je ? We zijn nauwelijks geïnstalleerd – uiteraard aan het raam om klanten te lokken – en ja hoor, daar komen ze al ! We zeggen dan : we hebben de zaak alweer geopend, krijgen we nu een gratis aperitief ?

Leegte en stilte moet je aan kunnen. Maar als je daar eenmaal doorheen bent, kom je op hemelse hoogte. Dat is pas echt genieten ! Gelukkig is het volkomen ongeschikt om er een tv-reeks van te maken, dat kunnen zelfs die Amerikanen niet. Het genot duurt helaas niet lang, want voor je dagelijkse behoeften moet je toch weer afdalen naar de obscene drukte van de stad. Even veronderstelde ik dat ipods en dergelijke populair waren om het stadslawaai tegen te gaan, maar het is zich afzonderen met een eigen muziekje !

Een vriend van me heeft iets met nog een ander soort stadsbehang : gedichten in de publieke ruimte ! Hij organiseert in opdracht van de gemeente gedichten op strandpaviljoenen. Hij haalde er zelfs de Volkskrant mee, met een gedicht op het strandpaviljoen van paal 6 in Julianadorp ! Dat staat daar goed, geïsoleerd op die plek. Op voorwaarde uiteraard dat de tekst niet te lang is en aansluit bij het gevoel van de strandwandelaar. Je moet die wandelaar, die zich al heeft overgegeven aan zee en zand, zacht inpakken, in de verwachting dat hij een glas komt nuttigen. Het is geraffineerder dan een brutale reclameslogan, hier zit een middenstander met visie ! Ook in de stad bots je af en toe op een gevel- of bruggedicht. De eerste keer stond ik paf, ik bleef staan toen de brug alweer neergelaten was en kreeg een claxonconcert achter me aan :

Wat als de wereld heel even
Op pauze zou worden gezet
Al die haastige mensen
Stil
Kwamen te staan
Eens om zich heen zouden kijken
Vrij van hun zelfontworpen wegen
En knellende pakken

Zouden ze dan rustig
Kijken, verkennen, genieten?

Of zouden ze met hun ogen stijf dichtgeknepen
Wachten tot ‘ie weer zou worden aangezet?

(Karin van Kalmthout : Pieter de Hoochbrug Rotterdam)

Ook Antwerpen heeft een bruggedicht, aan de onderkant van de Londenbrug, die toegang geeft tot het Eilandje :

Een goed stadsgedicht
Herkent u meteen
         Het heeft een rake titel,
         Opent gevat,
En in het beste geval
Hangt het in de weg
         Aan de onderkant van
         Een enorme brug.

Het is grappig,
Maar niet overdreven.

En het verrast – op de valreep
Stelt het dan toch nog iets
         zoals bijvoorbeeld
         de ellendige vraag :

Vervoert dit schip
niet erg rustig de tijd
         die u hier zo dringend
         staat te verliezen ?

(Stijn Vranken).

Een rondje internet onthult een massa stadsgedichten zowat overal. Lucebert in ’s Hertogenbosch en Blankenberge, Kouwenaar in Amsterdam, Andreus in Den Haag, Pessoa in Oostende en De Panne, enz. Er zijn zelfs organisaties voor, die het voor jou op bestelling doen, zoals bijvoorbeeld GEEN POEHA. Hier dreigt datzelfde gevaar als bij standbeelden en opleukobjecten : inflatie. Een enkel gedicht hier en daar, kort en treffend, komt raak aan. Maar kriskras doorheen de stad, dan wordt het snel te veel, dan draagt het bij tot visuele vervuiling, die er al zoveel is. Neem nu Rotterdam aan de meter, in de Bas Jungeriusstraat : het opzichtige lettertype, veel te groot en opdringerig, doet pijn aan de ogen, een miskleun. Het moet kloppen, locatie, soort gedicht, lengte, lettertype en het moet je kunnen raken. Anders is het snel te veel.

Zelfs wijlen eerste minister, beenhouwer en politiek sjacheraar Paul Van den Boeynants wist het. Na vrijlating door zijn ontvoerders sprak hij, in een mengeling van twee landstalen, deze beklijvende woorden : trop is te veel en te veel is trop ! Haalde hij toch nog de geschiedenis.

Herman van Schoten, Lagos, Portugal, 12/02/2019.
Alle rechten voorbehouden : vanschotenherman@gmail.com.

Geen opmerkingen:

Een reactie posten