Translate

124. LIEFDESBRIEVEN.

Liefdesbrieven zijn uit de mode, zoals brieven in het algemeen. Het briefverkeer is sterk afgenomen, de post zet nu in op pakjes, maar, pakjes met liefde, bestaat dat ? Liefdesboodschappen zullen er nochtans altijd zijn, maar de vorm waaronder is drastisch gewijzigd. Je hebt mails, twitterboodschappen, sms-jes, digitale berichtendiensten, emoji’s. Een evolutie die uiteraard niet cultureel wordt bepaald, maar technisch, door de beschikbaarheid van nieuwe communicatievormen. Straks kan je misschien een liefdes-app downloaden, een echte, geen datingsite,wie weet is het er al… 

Toch is er ook een cultureel aspect aan de gewijzigde vorm. De nieuwe technieken vereisen of suggereren korte boodschappen, sterkere boodschappen, directer, zonder franje. Minder omfloerst, minder fijngevoelig, minder verhullend, minder suggestief, minder beeldend. Terwijl liefdesboodschappen het net daarvan moeten hebben. Een liefdesbrief raakt de geadresseerde in het hart, terwijl de moderne vormen van communicatie toch eerder op de onderbuik mikken. De hedendaagse varianten zijn ook ongevoelig voor taalverleiding, terwijl taal net een poëtisch plusje geeft aan de geschreven brief. Sociale media streven geen communicatie na, maar het laten horen van jezelf, in eenzijdige boodschappen, gericht op het manifesteren van het eigen, vaak ongepolijste, ego. Een vriendin noemde facebook het Grote Smoelenboek ! De brief en zeker de liefdesbrief is daarentegen gericht op tweerichtingsverkeer, op de ander, op inhoud, op communicatie dus. Je zou gaan denken : hoe meer boodschappen, hoe minder communicatie. Leve de liefdesbrief dus ! 

Ter illustratie van de rijkdom van de liefdesbrief neem ik u mee in een echt liefdesverhaal. Het valt tamelijk lang uit, zoals het een echte liefdesbrief betaamt, u moet er dus wel even voor gaan zitten. Hoofdrolspelers zijn de Portugese dichter Fernando Pessoa en zijn geliefde Ofélia Queiroz. Hun corrrespondentie is  gebundeld (1). Fernando is 12 jaar ouder dan Ofélia. Het chronologisch verloop  geschiedt in twee korte fasen : van 1/03/1920 tot 29/11/1920 en van 11/07/1929 tot 11/01/1930. Er is dus een merkwaardige onderbreking van bijna 9 jaar ! 

Je krijgt inkijk in hun liefdesleven als van een gluurder. Daarom was publicatie een heikele zaak. De beide hoofdrolspelers kunnen zich nooit bewust zijn geweest van het publieke karakter, dat hun persoonlijke en toenmaals geheime correspondentie na hun overlijden zou krijgen. De nabestaanden, in het bezit van de originele documenten, gaven hun toestemming, ook al niet evident. Dat de brieven werden gepubliceerd is uiteraard terug te voeren op de vermaardheid van Fernando Pessoa, zonder enige twijfel een van de grootste Portugese dichters. Aan zijn literaire reputatie danken we de publicatie van de brieven van zijn geliefde Ofélia, die anders weinig relevant zouden zijn voor uitgevers. 

De brieven van Ofélia zijn oprecht, vaak smachtend, zeker ook manipulatief. Maar, ten slotte, is elke toenaderingspoging in de grond niet manipulatief ? Hoe kan je de ander raken, dat hij/zij zich aangesproken voelt, gestreeld, verleid, uitgedaagd, overrompeld ? Dat soort manipulatie kan overdacht zijn, rationeel, maar evenzeer geïnspireerd door gevoelens, die je overspoelen, die je niet meer voor je kan houden, die zonder zelfcensuur op de Ander worden afgevuurd, die je overrompelen als een uitslaande brand en de geliefde Ander evenzeer willen overrompelen, die je moetuiten. De liefdesbrief als figuurlijke striptease, bij wijze van spreken.

De brieven van Ofélia zijn aanzienlijk groter in aantal dan die van Fernando. Zonder haar geen inkijk in de mens Pessoa. Heeft het hem geïnspireerd tot zijn magistraal poëtisch werk, was zij zijn muze ? Het zou kunnen, getuige het aan haar opgedragen gedicht Wanneer zij langskomt (blogartikel 103). Daar op de Azoren, in dat afgelegen gat waar niets te doen is, wordt hij geconfronteerd met zichzelf en overvalt hem die menselijke behoefte aan liefde, die hij sublimeert in een eenvoudig gedicht. Het karakter van zijn poëzie bevestigt nochtans niet meteen deze voor de hand liggende veronderstelling, vermits Pessoa vrij rationeel schrijft. Zijn poëzie is door sommigen zelfs filosofie in versvorm genoemd. 

Pessoa had meerdere levens. Literair uitte zich dat in de diverse personages, die zijn dichtkunst verwoordden, zijn zogenaamde heteroniemen. Ricardo Reis is de beschaafde intellectueel, Álvaro de Campos de bereisde scheepsbouwkundige, Alberto Caeiro de nuchtere natuurmens. Het zijn uitvergrotingen van aspecten van de mens Pessoa, die zijn karakter en zijn gaven verdeelde over zijn verzelfstandigde personages. Sommigen recensenten zien daarin freudiaanse trekken, maar het is gewoon een literair fantasietje : diverse en tegenstrijdige aspecten van je persoonlijkheid afsplitsen en vrij baan geven. Dat is een literaire oefening, die een complexe persoonlijkheid veronderstelt. Hij vergroot de tegenstrijdigheden uit, die we allemaal in ons hebben. Ook daarom is het kunst. 

Ofélia was geen onnozel gansje, zij wist wat zij wilde. Ze leerde Fernando Pessoa kennen, toen zij solliciteerde voor de baan van secretaresse op een administratiekantoor, waaraan Pessoa beroepshalve verbonden was. De eerste brief tussen de beiden was haar initiatief en ook overduidelijk. Enkele zinnetjes : 

Geachte heer, Uw aanwezigheid op kantoor maakt dat ik niet elders solliciteer, waar ik zonder twijfel meer zou kunnen verdienen. Uw aanwezigheid op dit kantoor is me bijzonder lief, vermits ik me erg aangetrokken voel door u…

Bam ! Dat is er bovenop, zoals men tegenwoordig zegt ! Het is warempel van een directheid zoals op onze sociale media ! Het zegt veel over Ofélia, geen doetje, maar ook over haar beslistheid en over haar gevoel dat ze deze dunne draad van contact moet zien te grijpen, voor hij haar ontglipt. Het was haar draad van Ariadne ! Zo begint de correspondentie en de affaire. Niets opzienbarends voor onze tijd, waarin directheid en vrouwelijk initiatief evident zijn, maar dat was in 1919 wel even anders.  

In de inleidende nota van Manuela Parreira da Silva wordt deze vaardigheid van Ofélia tot verleiden en in bezit nemen beschreven als negociadora de afectos, letterlijk : onderhandelaarster in sentimenten. Dat klinkt berekend en kil, maar geeft wel haar vastbeslotenheid aan om Pessoa te willen binnenrijven. Pessoa gaat erop in, hij is hier niet meer de schrijver, die van buitenaf observeert, maar hij geeft zich bloot als mens, geraakt door de pijl van zijn geliefde. Daarom zijn deze liefdesbrieven intiem en levensecht. 

Het water tussen de twee was diep. Voor Pessoa moest alles en iedereen wijken voor zijn dichtkunst, ook zijn affectieve behoeften. Net zoals een katholiek priester algehele onthouding betracht, doet de dichter dat ook, maar hier betreft het geen verzonnen god maar een reële godin : zijn poëtisch œuvre. Was Ofélia daartoe zijn muze ? Het wordt algemeen aangenomen, maar kan toch ook worden betwijfeld. Pessoa schermde zijn persoonlijk leven immers tot en met af van zijn werk, dat al helemaal niet romantisch is. Ofélia van haar kant betrachtte een normaal huwelijksleven, met kinderen en een mooi huis. Burgerlijke idealen, vreemd aan Pessoa. De twee leefden in een verschillend universum. Voor Pessoa was het vooral het veilig stellen van zijn literaire ambitie, waar Ofélia maar zou van afleiden, het water was ook objectief te diep, de twee waren te verschillend en al helemaal qua ontwikkeling. Zoals adolescenten betaamt, wilde Ofélia deze scherpe kantjes niet zien en integendeel toedekken met liefde, die alles overwint. Pessoa geeft toe, voelt de aantrekkingskracht, schrikt ervan en stoot weer af. Hij wil zo graag, maar de weerstand is te groot. Voelde hij de dreiging van haar verstikkende omhelzing, als zou hij opgeslokt worden door haar bezitterig gedrag ? In dat geval is het literaire argument een perfecte smoes. Literaire recensenten zien in zijn literaire roeping graag het edele argument voor de afwijzing van aardse liefde in het belang van zijn hogere roeping, gewoon omdat Pessoa dat ook zelf zo verwoordt. Het klinkt goed, maar het kan best anders zijn geweest. Misschien bracht zijn literaire ambitie hem wel het nobele excuus om de niet aflatende Ofélia op afstand te houden. Het meisje was wellicht slachtoffer van haar dweperij en bezitsdrang. Mannen willen daarvan wel eens schrikken, dat is bekend.

Haar brieven met zelfbeklag steken er getalsmatig bovenuit. Een voorbeeld : 

Het is middernacht, ik ga slapen, maar ik vermoed dat ik de hele tijd aan mijn liefje zal denken. Ik ben triest en verveeld, denk hij ook aan zijn baby ? Ik versmaad een andere man, die mij aanbidt, die me gelukkig zou maken en ook weet welke persoon hij van me zou maken. Ik zeg het ronduit : weet ik iets over Ferdinandinho, wat hij van mij zou maken ? Neen, ik weet niets, ik weet alleen dat ik van hem houd en niets meer. Heb ik me niet helemaal in hem ingeleefd ? En welke beloning krijg ik ervoor ?  

Merkwaardig is de aanspreekvorm, zij spreekt haar geliefde aan in de derde persoon. Simboliseert dat de aangevoelde afstand, of was het gewoon zo in die tijd, net zoals Vlaamse kinderen zeiden tot hun ouders en men een gebruikelijke persoonsvorm was ?

Het antwoord van de dichter was niet mals. 

Als je de man verkiest, die jou bemint, hoe kan ik je dat kwalijk nemen ? Wie echt bemint schrijft geen brieven die gelijken op eisen van een advocaat. De liefde bestudeert de zaken niet zo, noch behandelt zij de anderen als beklaagden. Waarom ben je niet eerlijk met me ? 

Ofélia is een verliefde adolescent, die haar liefde groots ziet en de kleinste reactie van haar geliefde in absolute termen interpreteert, zowel in hoopvolle als hopeloze zin. Haar humeur slaat direct om bij elke kleine boodschap van haar geliefde. De excuses die Pessoa verzint om een ontmoeting uit te stellen of waarmee hij het uitblijven van reacties op haar brieven verantwoordt, geven je aanleiding te veronderstellen dat hij haar aan het amoureuze lijntje houdt. Hij is ziek of simuleert ziekte, moet werken, alweer verhuizen, de boodschapper laat verstek, zijn firma reorganiseert, het openbaar vervoer staakt, hij roept constant overmacht in om een ontmoeting uit te stellen. Zelfs op haar verjaardag kan hij haar niet ontmoeten en beperkt zich tot een verliefd aandoend briefje, terwijl ze op dat moment op 14 minuten te voet van elkaar vertoeven (google maps). Toch lijkt zijn liefde oprecht. Het is wellicht het krampachtig afhouden van een onophoudelijke opdringerigheid, waarmee hij zich geen raad weet. Neen, Pessoa was hierin geen meester, niet de geoefende versierder, hij komt eerder over als debutant in de liefde, onromantisch, houterig, besluiteloos, kortom klungelig. Soms zelfs leugenachtig :  

ik had je misschien kunnen ontmoeten, maar je zei niet waar en op welk uur. Ik wilde niet telefoneren om twee redenen. De eerste is het ongepast je te bellen op kantoor op jouw eerste dag van je nieuwe baan. Ten tweede is dat ik geen telefoon heb en ik wil niet met je spreken terwijl anderen het kunnen horen. De drie telefoontoestellen, waarmee ik bel, zijn die van het café Martinho da Arcada, van de Papelaria Vieira en van een kantoor, waar het toestel midden de aanwezige bedienden staat. Veel kussen van de jouwe, helemaal de jouwe.

Ja hallo ?! Van een uitvlucht gesproken. Arm kind…

Dat de verhouding zo lang duurde, ligt aan het onvermogen van Pessoa er een einde aan te maken. Hij wil haar nochtans niet aan het lijntje houden, al zal zij dat zo wel hebben aangevoeld en de objectieve waarnemer moet haar gelijk geven. Af en toe nochtans was hij duidelijk in zijn onbeslistheid.  

Kijk, meisje, ik zie niet klaar in de toekomst. Ik bedoel, ik zie niet wat er zal gebeuren, wat er van ons zal worden, gegeven meer en meer jouw neiging je te laten beïnvloeden door de familie, en ook dat je andere opvattingen hebt dan ik. Op ons kantoor destijds was je meer meegaand, lief, beminnelijk. 

Deze brief is min of meer de voorbode van de breuk in 1920. Na twee maanden stilzwijgen schrijft Pessoa aan Ofélia deze regels :

Babytje, je hebt duizenden redenen om boos te zijn, geïrriteerd, gekwetst. (…) Het is helemaal mijn schuld. Ik denk eraan me te laten opnemen voor een behandeling tegen de zwarte sluier die over mijn geest spoelt. 

Weer anderhalve maand later : 

Ik bedank je voor je brief. Hij bracht me pijn en opluchting. Pijn omdat deze zaken altijd pijn doen; opluchting omdat, waarlijk, de enige oplossing deze is, dat we niet langer een situatie aanhouden, die niet door liefde gerechtvaardigd is, noch van de ene noch van de andere kant. (…) Alleen het Lot, als het Lot een mens was, dan kon je de schuld aan haar toewijzen. De Tijd, die het gelaat en de haardos veroudert, veroudert ook, maar vlugger, de hevige affecties. De meeste mensen, want dat is stom, malen er niet om en denken toch nog te beminnen omdat ze de gewoonte hebben aangenomen zich bemind te voelen. Als dat niet was, waren er geen gelukkige mensen. De superieure wezens nochtans, kennen deze illusie niet. (…) Deze zaken doen lijden maar het lijden gaat voorbij. (…) Wat mij betreft, de liefde is voorbij. 

Ofélia antwoordt : 

Mijn vrees en intieme overtuiging hebben me niet bedrogen. Ik zie dat ik verliefd was op een van die personen, die spelen met de liefde, in staat zijn zich te vermoeien om het hart van arme meisjes te folteren, die erop uit zijn niet te beminnen door liefde, niet uit sympathie op basis van toekomstige verwachting, niet uit belangstelling, zelfs niet uit een bevlieging, maar alleen omdat het hen behaagt te kwellen. (…) Dit is mooi ! Het is subliem ! Het is groot !  

In 1920 komt de breuk. Na drie en een halve maand van stilzwijgen schrijft hij deze regels : 

De liefde is weg. Maar ik behoud een ongewijzigde affectie en ik zal je nooit vergeten – nooit, geloof het ! – noch je aardig figuurtje, noch je tederheid, je toewijding, je lieflijke inborst. (…) Ik geef je brieven liever niet terug, maar wil ze behouden als herinnering aan een verleden, dat dood is, zoals elk verleden. (…) Ik vraag je niet te doen als alledaagse mensen, wat altijd vulgair is : dat je je gezicht niet afkeert wanneer je mij passeert en dat je van mij geen herinnering bewaart waarin de rancune de hoofdtoon voert. We blijven twee bekenden sinds onze jeugd, die zich een beetje beminden als kind en, ofschoon in het volwassen leven andere affecten en andere wegen volgen, toch altijd, in een schuilhoek van de ziel, de diepe herinnering behouden van een oude en onnuttige liefde. Die andere affecten en andere wegen zijn de jouwe, Ofelinha, niet de mijne. Mijn bestemming behoort aan een andere Wet, waarvan Ofelinha geen vermoeden heeft, en is meer en meer onderworpen aan de gehoorzaamheid aan Meesters, die niets toestaan of vergeven. Het is niet nodig dat je dit begrijpt. Het volstaat dat je me met tederheid herdenkt, zoals ik, onveranderlijk je herinnering bewaar.  

Ofélia antwoordt : 

Het was pijnlijk, de lectuur van je brief. Ik zal de les trekken. Het heeft me geleerd in hoeverre een man oprecht is, wanneer hij zijn sympathie beschrijft, zijn affectie, zijn liefde, al zijn verwachtingen, tegenover een onervaren meisje. 

Bijna negen jaar later wordt het contact hernomen. Aanleiding was een foto van Pessoa, een glas wijn in de hand, opgedragen aan een neef van Ofélia. Die man spoort Pessoa aan de foto door te sturen aan Ofélia, met de handgeschreven ondertitel : em flagrante delito, op heterdaad. 

Ze ontmoeten elkaar opnieuw. Na enkele aarzelende brieven wordt het hart weer opengezet, vooral dan dat van Ofélia :

Het was fijn je te zien, maar ik werd er triest van. Het is bijzonder moeilijk een zo veeleisend hart als het mijne tevreden te stellen. Mijn hart belooft zich tevreden te stellen met weinig, want in werkelijkheid is weinig meer dan niets. Maar het zal niet volstaan, het wil meer en wie lijdt, dat ben ik. Wat een gelukkig idee van Fernandinho me twee keer te bellen, ik hoorde telkens zijn stem, en daarna zag ik hem. Oog in oog zal altijd iets goeds geven. (…) Ik ga stoppen, want als ik mezelf zou involgen, dan schreef ik de hele avond en Fernandinho, die niet graag lange brieven schrijft, zal er wellicht ook niet graag lange ontvangen. Vergeef me dat deze lang is, maar ik beloof in ‘t vervolg hele korte brieven te schrijven, kleiner dan ikzelf. Adieu mijn Fernandinho, de mijne ?! Van wie zal Hij zijn ? 

Pessoa :

Ik kan geen grote brieven schrijven. (…) Ik geef de voorkeur aan spreken omdat je dan aanwezig bent, beiden aanwezig, behalve in het eerloze telefoongesprek, waarbij er stemmen zijn zonder gelaat. (…) Ik vertrouw erop je te zien en te spreken. En als ik je nu eens belde, vandaag nog ? (…) Deze woorden zijn van een individu, die, naast een persoon/Pessoa te zijn, zich voorlopig noemt : Fernando. 

Dan herbegint de klaagzang van Ofélia : 

(…) Kijk, mijn liefde, ik wil bij je zijn op elk uur en, daar het niet kan, heb ik geen rust, ik loop in het luchtledige, ik weet niet hoe mijn leven zal zijn, alles verveelt me. Ik ben altijd gespannen om bij je te zijn en dan ben ik triest omdat het niet zo is. Dag mijn geliefde, tot morgen ! Met de beste liefkozingen van Ofélia, helemaal de jouwe. P.S. Kijk hoe ik zo’n grote brieven schrijf en lieve ! Fernandinho is niet zo voor Ofelinha. 

Fernandinho, ik wil mijn hart luchten, mijn genegenheid voor jou en ik kan het niet, er is geen lucht voor. Wanneer zullen we betere dagen hebben Fernandinho ? Of moeten we zo ons hele leven blijven, in eeuwige veroordeling ? 

Ik ben al zo’n 20 keer tante. Zal het bij tante blijven ?!...

Er is vervolgens een opvallende brief. Pessoa laat zijn heteroniem Álvaro de Campos schrijven :

Geachte mevrouw Dona Ofélia Queiroz, een verachtelijk en miserabel individu, genaamd Fernando Pessoa, mijn particuliere en geliefde vriend, belastte me u te schrijven – gezien zijn mentale toestand hem verhindert in overleg te treden, (…) – dat het U is verboden : 
-te vermageren,
-weinig te eten,
-niet te slapen,
-koortsig te zijn,
-te denken aan het individu in kwestie. 

Wat moet de gewone, normale vrouw Ofélia met deze onbegrijpelijke poging haar te benaderen vanuit een van zijn literaire personages ? Een normaal mens zou gaan denken : wil hij een barrière opwerpen ? Of is hij van lotje getikt ? Feit is dat Pessoa zich meer en meer inleeft in zijn personages, die zijn echte leven gaan beheersen. Hij ontspoort.  

Ofélia :

Wat een triest idee ingenieur de Campos te belasten mij te schrijven ? Hij is ten slotte niet uw vriend, hij behandelt u zo slecht. En als hij uw vriend niet is, dan ook niet de mijne. En als hij mijn vriend niet is, ben ik ook niet zijn vriendin, kortom, ik moet hem niet, ik verfoei hem. Ik vraag je Ferdinandinho dat je hem niet meer opdraagt mij te schrijven. 

Pessoa verduidelijkt nu meer en meer de onmogelijkheid van samenleven :

Ik houd veel – heel veel zelfs – van Ofelinha. Ik waardeer erg – heel erg – jouw inborst en jouw karakter. Als ik zou trouwen, zou ik niet trouwen als het niet met jou was. Blijft te weten of het huwelijk (…) iets is wat kan samengaan met mijn leven als denker. Ik betwijfel het. Voor het moment en om kort te gaan, ik wil dat leven van denken en van mijn werk organiseren. Als ik daarin niet slaag, is het zonneklaar dat ik er vervolgens niet aan zal denken te trouwen. Als het wel lukt en ik zou zien dat het huwelijk een obstakel vormt, dan is het duidelijk dat ik niet zou trouwen. De nabije toekomst zal het zeggen.  

Hij krijgt betaald antwoord : 

Lieve Ferdinandinho, de eerlijke vorm waarop je me je manier van denken beschrijft, behaagde me. (…) O Ferdinandinho, bij God, je moet je werk organiseren zoals je wenst, en, wat je denkleven betreft, mijn liefde, zal ik zeker geen hinderpaal zijn, integendeel ik ben in staat je een leven te geven van vrolijkheid, van tederheid en geluk, dat je je goed voelt, zodat je je kan wijden aan je literaire leven. Wanneer ik zie dat Ferdinandinho bezig is en ik hem niet moet storen, dan zal ik discreet zijn en hopen dat hij zijn gedachten kan ontplooen dankzij mij.

Het is aandoenlijk en Ofélia laat hier ten overvloede haar grote liefde zien, is die man blind ?De toon van haar brieven verhardt, zij spelt hem zelfs de les. Aan een kennis zegt ze : 

trouwen ? ja, op de dag van de heilige Nooit, in de namiddag. 

Maar ze draait weer bij en hervalt in haar aanbidding. Ze schrijft lange brieven, maar de frequentie van de zijne, toch al aan de lage kant in vergelijking met de hare, vermindert nu nog meer. Ze belt hem nu op om te weten waar hij is. Ze blijft maar schrijven, zonder antwoord. Haar resem brieven worden erg eentonig. Ze ontmoeten elkaar wel, korte ontmoetingen tussen het werk door, maar meer ook niet. Is het eindspel ingezet ? In het hele jaar 1930 zijn er slechts enkele korte brieven van hem. In 1931 drogen ook haar brieven op. In 1932 schrijft ze hem één brief. In 1933 stuurt ze hem een telegram ter gelegenheid van zijn verjaardag, ze zijn dag op dag jarig. In 1934 idem dito, maar nu is er antwoord : 

Heel erg bedankt beste wensen en hartelijke groeten, Fernando.

Hetzelfde in 1935. Op 30/11/1935, op de leeftijd van 47 jaar, overlijdt de dichter, mentaal labiel en ondermijnd door drank. Ofélia herpakt zich en trouwt drie jaar later met de teaterman Augusto Soares, ze is dan 38 jaar oud. In 1955 overlijdt haar man. Ofélia overlijdt in 1991, op 91-jarige leeftijd. 

Na lectuur van het boek blijf je een beetje beduusd achter. Je schatte de schrijver zo hoog in, maar als mens valt hij door de mand. Zijn persoonlijkheid was zo complex, met afsplitsingen in zijn literaire werk èn in zijn privé-leven. Ofélia was hem niet te min, zeker niet, maar objectief was ze dat wel en dat komt pijnlijk tot uiting in de vaststelling dat ze dat zelfs niet besefte. Ze was in staat tot veel liefde, zoals een vrouw dat kan, maar werd door die emotie geleefd en verteerd. Hij daarentegen stuurde zijn literaire leven, dat hij superieur componeerde, maar zijn privé-leven dirigeerde hij geregeld de gracht in, verteerd als hij was door tegengestelde emoties en door de drank. Zijn verhuisperikelen – hij woonde op minstens 14 adressen in Lissabon-centrum (2) - illustreren de grote tegenstelling tussen literair en privé. Zijn onrust richtte hem ten gronde, hij droeg zijn menselijke behoeften als de kwaal van een zieke.  

De Vrouw in je leven was het grote gemis van Fernando Pessoa. Ofélia was die vrouw, helaas de verkeerde. Zijn leven was treurigheid. Hij moest zijn kost verdienen op een administratiekantoor, zat constant in geldnood, voelde zich absoluut eenzaam, kende beperkte erkenning door publicatie van vooral zijn bundel Mensagens, maar de grote roem is postuum gekomen. Heeft hij het Leven tot zich toegelaten ? Je kan het betwijfelen. Als je de keuze hebt tussen Genie en Leven, dan is de keuze in de grond toch niet zo moeilijk ?! Althans, zo denk je er vandaag de dag over. Maar natuurlijk, altijd zullen er mensen zijn, die hun roeping boven het leven stellen. Dichter bij huis was Willem Elsschot zo en, vandaag de dag, die CEO’s en politici die nauwelijks thuis zijn en op het einde van hun loopbaan zich realiseren  hun kinderen niet te hebben zien opgroeien. Carrièreziekte, het bestaat. 

Hun persoonlijkheden waren erg verschillend en zefs tegengesteld. De hare eerder enkelvoudig, beheerst door de amoureuze aandrift hem te bezitten. Haar ambitie was beperkt, bij hem zijn. Voor Fernando was een dergelijk aanbod eerder ballast dan troost. 

Als ik in ons huis zou wonen, helemaal de jouwe, met de zekerheid dat jij levenslang bij mij zou zijn, ik zweer je, dat zou mijn grootste geluk zijn, mijn enig verlangen ! Zal dit met jou gebeuren, mijn geliefde ? Als jij me bemint zoals ik jou, dan zal het gebeuren ! Ik koester de hoop dat ik je binnenkort mijn intens beminde echtgenoot mag noemen ! 

De twee kwamen bij momenten nader tot elkaar, maar of ze elkaar ook fysiek hebben bekend, is niet geweten. De wens daartoe was aanwezig, getuige de soms smachtende boodschappen. Beiden suggereren het ook. Ofélia : 

Heb je heimwee naar mijn duifjes ? 

En in een latere brief : 

De duifjes sturen vele kussen, ofschoon je niet zo goed voor ze bent geweest. 

Fernando neemt de beeldspraak over, zij het 9,5 jaar later : 

Ik wilde je zo graag een kus geven op de mond en jouw kussen opeten en me aanvleien tegen je schouder en afglijden langs je tedere duifjes. 

Het belang van dit boek, nu ja belang, schuilt in de toevoeging van een portie menselijkheid aan het strenge, rationele karakter van de dichter en zijn dichtkunst. Ofschoon geniaal in literair opzicht blijkt hij toch ook maar een mens van vlees en bloed te zijn. Dat is een aardige toevoeging. Maar of het nodig is ? Is onze kennis van Mozart, Rubens of Dostojewski onvolledig door het ontbreken van persoonlijke, sappige details, die hun karakter blootleggen ? 

In onze pragmatische, functionele tijd zou Pessoa een gebrek aan contactvaardigheden worden aangevreven. Misschien was hij wel autistisch ! En zou men hem op therapie sturen. Dat beperkende denken – reductie van Zijn tot gedrag en van gedrag  tot hanteerbare categorieën – zou hem onrecht aandoen. Pessoa leed aan een veel groter, existentieel gemis  : de gave van Ontmoeting. Daar is niets aan te doen, het was zijn Lot. Rationeel als hij was, sublimeerde hij zijn gebrekkige condition humaine tot de gehoorzaamheid aan de grote Meesters van de Kunst. Het was zijn manier van overleven. Tot zolang het duurde en de drank er een einde aan maakte. We houden er een magistrale literaire nalatenschap aan over. 

Ofélia is, bijna zeker, een ongelukkig huwelijksleven bespaard gebleven. Denk je eens in, Pessoa met kinderen en een aandacht vragende vrouw om zich heen…

Voegt dit boek iets toe aan inzicht in wat de de grote dichter bewoog ? Zeker wel, het haalt de grote dichter van zijn literair voetstuk. Als je zijn levenswandel bekijkt vanuit zijn bedoelingen, dan blijkt hij een onmachtig mens te zijn, niet in staat tot intimiteit. Bekeken vanuit het effect van zijn handelen echter zie je een gewone sterveling met kleine kantjes, waardoor een naïef meisje aan het lijntje wordt gehouden. Het boek leest boeiend weg, al zijn de herhaalde klaagzangen van Ofélia op de duur eentonig, zowel voor de dichter als voor de lezer ! Wat ook beklijft is de stiekeme inkijk in het privé-leven van twee mensen, het is toch een beetje voyeuristisch. 

Stel je voor dat je, bij opruiming van het ouderlijk huis, de amoureuze correspondentie van je ouders vindt. Lezen ? Of kordaat vernietigen ? 

Noot : 

(1) : Cartas de Amor de Fernando Pessoa e Ofélia Queiroz, Assírio e Alvim, Porto editora, 2015.
(2)  : Tavares Dias, M., A Lisboa de Fernando Pessoa, Ibis Editores, Lisboa, 1991.

Herman van Schoten, Schoten, België, 13/07/2018.

alle rechten voorbehouden : vanschotenherman@gmail.com.

Geen opmerkingen:

Een reactie posten