Translate

120. DE VAL.

Nee beste lezer, ik ga August Willemsen niet imiteren. De eminente Pessoa-vertaler schreef een bekentenisboekje over zijn alcoholverslaving. Met als dieptepunt een zware val, gevolgd door een surrealistisch verblijf in ziekenhuis en ontwenningskliniek. 

Ook ik ben gevallen, niet diep maar wel hard. We waren in Ponta Delgada, hoofdstad van het eiland São Miguel, en woonden tijdelijk in een annex van een chique villa. Onze hospita had enkele restaurants voor lokale smulpapen aanbevolen. Dat advies hadden we ter harte genomen en we bevonden ons daar bijzonder goed bij. Zo kwamen we, buiten het centrum, terecht in het restaurant van een visser, dat we normaal nooit hadden gevonden en die had het goed voor mekaar. Een ruim lokaal met schel neonlicht op de verdieping, erg eenvoudig, met geblokte tafellakens en allemaal verschillende stoelen, van de veiling op de Vrijdagmarkt als het ware. De vis moest je uitkiezen in de koeltoog, waarover een laken hing, dat voor jou dan even opzij werd geschoven. Er lag van alles te glinsteren, dagvers. Toen stelde ik een vervelende vraag. Of er ook imperador was ? Dat is zowat de beste en duurste vis op de Azoren, vlezig en vast en met een graat die makkelijk is te verwijderen. Neen, de man raakte geïrriteerd. Niet omwille van de vraag, maar wegens het vangstverbod. Vroeg in het kalenderjaar is het quotum al op. Geen imperador meer voor de rest van het jaar. Europa ! Hij stak de armen in de lucht en zag ik daar niet wat vocht in zijn ogen blinken ? Hij introduceerde alle tijdelijke bewoners van zijn koud gastenverblijf en die hadden namen, waarvan we nog nooit hadden gehoord. We kozen een verleidelijk uitziende vis. De vis werd gegrild, op een eenvoudig toestelletje, zo dingetje als voor op de camping. En werd vervolgens keurig in twee gesneden en de graten werden er minutieus uit gehaald, met een pincet ! Er kwam nog een aandoenlijk slaatje bij, citroen en te veel gekookte aardappelen en de verlegen dochter kwam voorzichtig melden dat we ook een fles wijn konden krijgen, we moesten het maar gewoon vragen. We genoten ervan, van de vis en van de ontvangst. We voelden ons als echte gasten, ofschoon we toch wildvreemden waren. 

Dit geslaagde experiment smaakte naar nog. Op een goede avond begaven we ons opnieuw te voet naar een restaurant buiten de stad, een eind langs het strand. Het was lokaal bekend omdat je er cracas kon eten. Ter plaatse gekomen moesten we alleen nog de rijbaan oversteken en de trap op naar het restaurant. Kijken naar links, naar rechts, geen autos, oversteken. Ik mistrap mij en val van de borduursteen. Op mijn zij en met de zijkant van mijn hoofd tegen het asfalt. Is me dat hard, asfalt. Even van de kaart, maar mijn echtgenote hielp me geschrokken terug recht en dat was nodig ook want daar kwamen al autos aan. 

Een bewoner had het gezien vanuit zijn woonkamer. Hij kwam er snel bij en vroeg of hij iets kon doen. Ontsmettingsmiddel bijvoorbeeld ? Dat aanvaardden we in dank maar een ambulance bellen wezen we af. Het is een eigenaardige verdedigingsreflex : in zon situatie wil je naar huis, je zeker niet laten oppikken door een ambulance, waardoor je de controle verliest, recht naar een ziekenhuis, waar je ook maar moet afwachten wat er dan met je gebeurt. Dankzij het ontsmettingsmiddel en even rusten op een bank, kwam ik toch weer voldoende bij om enigszins helder te kijken en te denken. Een fietser stopte bruusk, of hij kon helpen ? We sukkelden traagjes terug naar huis en dat was dat. Ik hield er een bloeduitstorting, een blauw oog, een blauwe kaak en een overbezorgde echtgenote aan over. Van toen af waarschuwt ze me bij elke borduur of opstap of afstap. En sindsdien let ik erop : de stad ligt er bezaaid van. Was ik blind, ik zou de eerste dag verongelukken. De stad is niet voor beperkte mobiliteit, zoals dat tegenwoordig heet, de stad is eerder onvriendelijk voor voetgangers. Als je erop begint te letten is de stad voor de voetganger een mijnenveld. Al zijn de winkelwandelstraten een verbetering.

Ik verborg me voor de hospita, een gepensioneerde schooldirectrice, want die zou er een hoofdstukje melodrama van maken en me als trofee opvoeren aan toevallige bezoekers. Van de huiskat, die elke avond in de tuin langs ons verblijf paradeerde en ons kritisch opnam, als was zij erop uitgestuurd, ging uiteraard geen gevaar uit, zij zou ons niet verklikken. Toen ik na enkele dagen toch wel weer toonbaar was, besloot ik niet langer langs haar alziend oog weg te glippen, maar uit de kast te komen. Ze zat aan de aperitief met de kinderen uit Lissabon en merkte niets, integendeel, ze vroeg me aan het gezelschap te vertellen van wie we die restauranttips wel niet gekregen hadden. Wij stonden onderaan het bordes, waarop zij zich royaal hadden geïnstalleerd, en keken op naar onze weldoenster, je voelde je voor aap staan. Ik reageerde alert, van de toeristische dienst ! De kinderen schoten in de lach, zij kenden hun moeder. Later die week haalde ik mijn gram, we aten ze, die cracas ! Wel, het zijn net kleine rotsjes, waar je met een pincet een klein wit wormpje uit peutert. Het smaakt intens naar de zee en het is typisch voor de Azoren. Op het vasteland zijn ze heel soms verkrijgbaar, diepgevroren. 

De vakantie verliep voorts voortreffelijk, zoals altijd op die zalige eilanden, waar het alleen wèl zo vochtig is. Maar die boordsteen aan de kustweg van Ponta Delgada, daar wil ik nog eens naartoe. Om de plek des onheils te inspecteren, of het gat in het asfalt al is geheeld en om cracas te gaan eten.

Vallen en opstaan, zo is het leven. Toch ?! 

Herman van Schoten, Ponta Delgada, Azoren, Portugal, 07/09/2014.
alle rechten voorbehouden : vanschotenherman@gmail.com.

1 opmerking:

  1. Weeral zo'n prachtig verteld verhaal ! Zo leuk om te lezen ! Dank u voor deze mooie reeks.

    BeantwoordenVerwijderen